De hogedrukslang en de spuitinstallatie
–
moeten geschikt zijn voor de maximale
bedrijfsoverdruk die vermeld staat in de
technische gegevens.
Contact met chemicaliën vermijden.
–
Hogedrukslang dagelijks controleren.
–
Geknikte slangen niet meer gebruiken.
Indien de buitenste draadlaag zichtbaar
is, mag de hogedrukslang niet langer
gebruikt worden.
Hogedrukslang met beschadigde
–
schroefdraad niet meer gebruiken.
Hogedrukslang zodanig leggen dat
–
men er niet kan over rijden.
Slangen waarover werd gereden, die
–
geknikt zijn of gebotst hebben niet meer
gebruiken ook al is er geen beschadi-
ging zichtbaar.
Hogedrukslang zodanig opbergen dat
–
geen mechanische belasting optreedt.
Veiligheidsinrichtingen
Veiligheidsinrichtingen dienen voor de be-
scherming van de gebruiker en mogen niet
buiten werking gezet of in hun functie om-
zeild worden.
Watertekortbeveiliging
De watertekortbeveiliging voorkomt dat de
brander bij een tekort aan water oververhit
raakt. Alleen bij voldoende watertoevoer
gaat de brander aan.
Overstroomklep
Indien het handspuitpistool gesloten is,
–
gaat de overstroomklep open en leidt
de hogedrukpomp het water naar de
pompzuigzijde terug. Daardoor wordt
de overschrijding van de toegelaten
werkdruk verhinderd.
De overstroomklep is in de fabriek inge-
–
steld en verzegeld. Instelling uitsluitend
door de klantendienst.
Veiligheidsklep
De veiligheidsklep gaat open als de
–
overstroomklep defect is.
De veiligheidsklep is in de fabriek inge-
–
steld en verzegeld. Instelling uitsluitend
door de klantendienst.
Thermoventiel aan de pomp
Het thermoventiel gaat open bij een over-
schrijding van de maximum toegelaten wa-
tertemperatuur en leidt het hete water naar
buiten.
Drukschakelaar
De drukschakelaar schakelt de brander uit
als de minimale werkdruk onderschreden
wordt en schakelt hem weer in als de mini-
male werkdruk overschreden wordt.
Watertemperatuurregelaar
De watertemperatuurregelaar schakelt de
brander uit bij het bereiken van een te hoge
watertemperatuur aan de keteluitgang.
Uitlaatgastemperatuurregelaar
De uitlaatgastemperatuurregelaar schakelt
de brander uit bij het overschrijden van de
maximale uitlaatgastemperatuur.
Inbedrijfstelling
Waarschuwing
Verwondingsgevaar! Apparaat, toevoerlei-
dingen, hogedrukslang en aansluitingen
moeten in een perfecte toestand zijn. In-
dien de toestand niet perfect is, mag het
apparaat niet gebruikt worden.
Oliepeil van de hogedrukpomp con-
Voorzichtig
Bij melkachtige olie onmiddellijk de Kär-
cher-klantendienst contacteren.
Oliepeil van de hogedrukpomp door
middel van de oliepeilstok controleren.
Apparaat niet in bedrijf nemen, als het olie-
peil gedaald is onder „MIN".
Indien nodig olie navullen (zie Techni-
sche gegevens).
– 4
NL
troleren
77