Bijvullen.
Elektroden in het reservoir vervuild
–
Elektroden reinigen.
Motor draait niet
Instructies in de gebruiksaanwijzing van de
motorfabrikant in acht nemen!
Beide bougies (motor) vervuild / defect
–
Bougies reinigen of vervangen.
Brandstoffilter vervuild
–
Brandstoffilter reinigen of vervangen.
Brandstofpomp defect
–
Brandstofpomp vervangen (klanten-
dienst).
Apparaat bouwt geen druk meer op
Toerental van de motor te laag
–
Toerental van de motor controleren (zie
Technische gegevens).
Eén van beide bougies (motor) vervuild
–
/ defect
Bougie reinigen of vervangen.
Verkeerde sproeier
–
Sproeier controleren op juist formaat
(zie „Technische gegevens").
Sproeier verstopt/geërodeerd
–
Sproeier reinigen/vervangen.
Zeef in de wateraansluiting vervuild.
–
Zeef reinigen.
Fijne filter verontreinigd
–
Fijn filter reinigen.
Watertoevoerhoeveelheid te laag
–
Watertoevoerhoeveelheid controleren
(zie Technische gegevens).
Toevoerleidingen naar de pomp ondicht
–
of verstopt
Alle toevoerleidingen naar de pomp
controleren.
Vlotterklep in de vlottercontainer klemt
–
Vlotterklep herstellen.
Hogedruksysteem ondicht
–
Hogedruksysteem en aansluitingen op
dichtheid controleren en indien nodig
afdichten.
Overstroomventiel defect
–
Overstroomventiel vervangen (klanten-
dienst).
Lucht in het systeem
–
Pomp ontluchten:
Reinigingsmiddel-doseerapparaat op
„0" stellen.
Watertoevoer openen.
Motor overeenkomstig de gebruiksaan-
wijzing van de motorfabrikant starten.
Voor de ontluchting van het apparaat
de sproeier losschroeven en het appa-
raat laten draaien tot het water zonder
luchtbellen vrijkomt.
Apparaat uitschakelen en sproeier op-
nieuw vastschroeven.
Hogedrukpomp ondicht
Pomp ondicht
–
Instructie: Toegelaten zijn 3 druppels/mi-
nuut.
Bij sterkere ondichtheid het apparaat
door de klantendienst laten controleren.
Hogedrukpomp klopt
Toevoerleidingen naar de pomp ondicht
–
Alle toevoerleidingen naar de pomp
controleren.
Trillingsdemper defect
–
Trillingsdemper vervangen (klanten-
dienst).
Lucht in het systeem
–
Pomp ontluchten:
Reinigingsmiddel-doseerapparaat op
„0" stellen.
Watertoevoer openen.
Motor overeenkomstig de gebruiksaan-
wijzing van de motorfabrikant starten.
Voor de ontluchting van het apparaat
de sproeier losschroeven en het appa-
raat laten draaien tot het water zonder
luchtbellen vrijkomt.
Apparaat uitschakelen en sproeier op-
nieuw vastschroeven.
– 12
NL
85