INSTALLATIE
Installatie
5
VOORBEREIDING VAN DE INSTALLATIE
5.1
INSTALLATIERUIMTE
l
Raadpleeg bij de keuze van de installatieruimte en
voor de berekening van de warmtevraag van de te
verwarmen ruimtes gekwalificeerd personeel.
Hieronder worden enkele aanwijzingen gegeven die
■
opgevolgd moeten worden om het aangeschafte
product correct te gebruiken. Deze aanwijzingen zijn
echter ondergeschikt aan de naleving van de plaat-
selijke wet- en regelgeving.
Het apparaat mag niet buitenshuis worden geïnstal-
■
leerd en gebruikt, maar alleen in binnenvertrekken of
geschikte technische ruimtes. Installatie buiten kan
gevaarlijke situaties, gezondheidsproblemen of sto-
ringen in de werking veroorzaken.
Het apparaat moet geïnstalleerd worden in een ruimte die makkelijk
en veilig toegankelijk is tijdens installatie, gebruik en daaropvolgende
reinigings- en onderhoudswerkzaamheden.
Bovendien:
- moet de installatieruimte voldoende toevoer van verbrandingslucht
garanderen, raadpleeg het hoofdstuk
lucht"
- moeten de installatieruimte en het te verwarmen vertrek geschikte
afmetingen en kenmerken hebben voor de verwarmingscapaciteit
van het apparaat, raadpleeg het hoofdstuk
ken" om te controleren of het vermogen van het apparaat voldoen-
de is voor de warmtevraag van de te verwarmen vertrekken
- moet in de installatieruimte een rookkanaal voor de afvoer van ver-
brandingsrook geïnstalleerd kunnen worden, zoals beschreven in
hoofdstuk "Rookgasafvoer".
Als het apparaat moet worden aangesloten op een stopcontact, dan
moet het vertrek uitgerust zijn met een elektrische installatie met aar-
de, die uitgevoerd is volgens de geldende voorschriften.
d
Het is verboden om apparaten op gas van type A en B
te installeren in ruimtes waarin warmtegeneratoren
op hout (of vaste brandstoffen in het algemeen) aan-
wezig zijn en in ruimtes die daarop uitkomen (vol-
gens de UNI-normen).
De installatieruimte mag niet worden gebruikt voor
■
de opslag van ontvlambare stoffen of voor activitei-
ten met brandgevaar.
De installatieruimte mag niet kleiner zijn dan voorge-
■
schreven is door de wetgeving en dan wat berekend
is door een warmtetechnicus.
CS.SB80.IST_NL_Rev. 2.0_09-23
"Aanzuiging verbrandings-
"Technische kenmer-
Hierna worden enkele beperkingen vermeld voor NIET-hermetische
installaties en installaties zonder verbrandingsluchtinlaat van buiten.
l
Raadpleeg voor verdere informatie en toelichtingen
op eventuele beperkingen en speciale vereisten de
plaatselijke voorschriften.
d
De installatieruimte:
mag geen slaapkamer of studio zijn, met uitzonde-
■
ring van hermetische installatie of van apparaten
met een gesloten haard met gekanaliseerde opname
van verbrandingslucht van buiten
mag geen badkamer, douche of vergelijkbare ruimte
■
zijn
mag geen onderdruk hebben ten opzichte van de ex-
■
terne omgeving, door de tegengestelde trek die ver-
oorzaakt wordt door de aanwezigheid van nog een
haard of een ander apparaat met luchtaanzuiging in
de installatieruimte (bv. geforceerde ventilatiesyste-
men of andere verwarmingssystemen met gebruik
van ventilatie voor de luchtverversing)).
d
In de installatieruimte van het apparaat:
is de installatie van apparaten op vloeibare brandstof
■
met doorlopende of onderbroken werking met opna-
me van verbrandingslucht uit de installatieruimte
niet toegestaan
is het gelijktijdige gebruik van meerdere apparaten
■
niet toegestaan (twee kachels, of een haard en een
kachel enz.), behalve in gevallen waarin:
de voorschriften van de fabrikant van elk afzonder-
−
lijk apparaat worden opgevolgd
in de zwaarste gelijktijdige werkingsconditie de
−
gemeten onderdruk tussen de externe en interne
omgeving lager is dan de waarde die gedefinieerd
is door de normen (4 Pa).
a
De aanwezigheid van meerdere apparaten naast el-
kaar is alleen toegestaan als dit toegestaan is vol-
gens de voorschriften en door de fabrikant van elk
afzonderlijk apparaat.
Als de aanwezigheid van meerdere apparaten naast
■
elkaar is toegestaan, dan moeten hierbij alle voor-
schriften van de fabrikant van elk afzonderlijk appa-
raat worden opgevolgd.
In de installatieruimte van het apparaat zijn appara-
■
ten op gas van type C toegestaan (raadpleeg de gel-
dende voorschriften).
NL
9