INSTALLATIE
a
Als er in de ruimte andere verwarmings- of zuigap-
paraten zijn, moeten de luchtinlaten het luchtvolume
garanderen dat noodzakelijk is voor de juiste wer-
king van alle apparaten, in overeenstemming met de
geldende voorschriften en de aanwijzingen van de
fabrikant.
In het vertrek waar de pelletkachel is geïnstalleerd
■
mogen alleen gesloten apparaten aanwezig of geïn-
stalleerd zijn (bv. apparaten op gas van type C, zoals
gedefinieerd door de norm UNI 7129) of die hoe dan
ook geen onderdruk veroorzaken in de ruimte ten op-
zichte van de externe omgeving.
5.5
ROOKGASAFVOER
l
De rookgasafvoer is een belangrijke functie voor de
goede werking van het product. Deze moet aange-
legd worden door gekwalificeerd personeel in over-
eenstemming met de geldende voorschriften met
betrekking tot de afmetingen en de gebruikte materi-
alen voor de constructie.
a
Het product functioneert met een verbrandingska-
mer in onderdruk en rookgasleiding onder druk; het
is daarom van essentieel belang dat het hele kanaal
van de rookgasafvoer hermetisch gesloten is.
Bij wijze van voorbeeld worden hieronder de belangrijkste onderdelen
van de afvoer vermeld; zie de volgende hoofdstukken voor uitgebreide
informatie over de verschillende oplossingen die mogelijk zijn.
6
1
Schoorsteenpot
2
Rookkanaal
3
Aansluiting op het rookkanaal
4
Rookgaskanaal
5
Inspectieopening voor opvang van roetresten
6
Verseluchtinlaat
CS.SB80.IST_NL_Rev. 2.0_09-23
1
3
2
4
5
Afb. 5
Hieronder worden de specificaties voor het aanleggen van een ge-
schikte rookgasafvoer vermeld.
E
A
d
Afmeting
Waarde
A
mm
≥ 500
B
mm
≤ 2000
C
%
≥ 5
d
mm
Zie technisch informatieblad apparaat
D
mm
≥ d
E
-
Inspectiedop
H
mm
Nuttige hoogte rookkanaal ≥ 3000
Bij het aanleggen van het rookgaskanaal MOETEN de volgende aan-
wijzingen worden opgevolgd:
- de minimale doorsnede van het rookkanaal moet dezelfde of een
grotere diameter hebben als de rookgasafvoerbuis van het ap-
paraat zoals aangegeven in het hoofdstuk
- het is verplicht om een eerste verticaal gedeelte van minimaal
1,5 m aan te leggen om te garanderen dat de rookgassen op de
juiste manier worden afgevoerd
- het rookgaskanaal moet na het verticale gedeelte over het hele
resterende parcours een stijging hebben, met een helling van mi-
nimaal 5%, het horizontaal lopende gedeelte mag niet langer zijn
dan
van de nuttige hoogte H van de schoorsteen of het rookka-
1/4
naal, en mag in ieder geval ook niet langer zijn dan 2000 mm
- breng maximaal 4 veranderingen van richting aan, naast de bocht
van de achterste aansluiting van het apparaat op het rookkanaal,
met bochten van 45 ÷ 90° of T-stukken
- gebruik altijd een T-stuk met inspectiedop bij elke horizontale en
verticale bocht in het rookgasafvoerparcours
- als ze niet zelfdragend zijn, moeten de leidingen aan de muur wor-
den verankerd met geschikte beugels, zodanig dat het gewicht
ervan geen invloed heeft op de correcte afvoer van de verbrandings-
gassen
- de leidingen moeten hermetisch afgedicht zijn met geschikte pak-
kingen die bestand zijn tegen de temperatuur van de uitgaande
rookgassen, zoals aangegeven in het hoofdstuk
merken", en in ieder geval bestand tegen minimaal 250° C
- de leidingen moeten dubbelwandig zijn of voldoende geïsoleerd
zijn met steenwol. De maximale temperatuur van de rookgasleiding
in het vertrek mag niet hoger zijn dan 70°C.
NL
D
H
E
Afb. 6
"Technische
kenmerken"
"Technische ken-
11