Hoofdstuk 4 Opstarten
Controleer dat het debiet en de druk niet hoger zijn dan de waarden in
1. Open het ventiel op de monstertoevoerleiding om de monsterflow te starten.
2. Draai aan de knop op de debietmeter om het debiet in te stellen.
3. Controleer de slangen op lekken en dicht alle gevonden lekken.
4. Schakel de controller in.
5. Voer de desbetreffende menuselecties uit wanneer de controller start.
Hoofdstuk 5 Gebruikersnavigatie
Raadpleeg de documentatie van de controller voor een beschrijving van het toetsenpaneel en voor
informatie over het navigeren.
Hoofdstuk 6 Bediening
6.1 Systeemconfiguratie
Raadpleeg de documentatie van de controller voor de systeemconfiguratie, de algemene instellingen
voor de controller en de instellingen voor uitgangen en communicatie.
6.2 Configureer de sensor
Gebruik het menu Instellingen om de identificatiegegevens voor de sensor in te voeren en de opties
voor het omgaan met gegevens en opslag te wijzigen.
1. Selecteer het pictogram van het hoofdmenu en selecteer vervolgens Apparaten. Een lijst met
alle beschikbare apparaten verschijnt.
2. Selecteer de sensor en selecteer Apparaatmenu > Instellingen.
3. Selecteer een optie.
Optie
Naam
Sensor-S/N
Eenheid
Eenheid druk
Temperatuur
Filter
Interval datalogger
Standaardwaarden
resetten
Beschrijving
Wijzigt de naam die overeenkomt met de sensor bovenaan op het meetscherm.
De naam is beperkt tot 16 karakters en mag bestaan uit een willekeurige
combinatie van letter, cijfers, spaties en interpunctietekens.
Hiermee kan de gebruiker het serienummer van de sensor invoeren. Het
serienummer is beperkt tot 16 karakters en mag bestaan uit een willekeurige
combinatie van letter, cijfers, spaties en interpunctietekens.
Stelt de eenheden voor opgeloste zuurstof in. Opties: ppb, ppm, ppb / ppm, µg/L,
mg/L, µg/L / mg/L, mbar, hPa, inch Hg of mm Hg
Stelt de eenheden voor atmosferische druk in. Opties: mbar, hPa, kPa of mm Hg
Stelt de temperatuureenheid in op °C (standaard) of °F.
Stelt een tijdconstante in ter verhoging van de signaalstabiliteit. De tijdsconstante
berekent de gemiddelde waarde gedurende een opgegeven tijd—0 (geen effect,
standaard) tot 60 seconden (gemiddelde van signaalwaarde voor 60 seconden).
Dit filter verlengt de benodigde tijd voor het sensorsignaal om te reageren op de
werkelijke procesveranderingen.
Dit stelt de tijdsinterval voor opslag van sensor- en temperatuurmetingen in de
gegevenslog in – 5, 30 seconden, 1, 2, 5, 10, 15 (standaard), 30, 60 minuten.
Stelt het menu Instellingen terug naar de fabrieksinstellingen en stelt de tellers
opnieuw in. Alle sensorinformatie is weg.
Specificaties
op pagina 180.
Nederlands 193