5. Draai aan de afsluiter op de monstertoevoerleiding om de monsterflow te stoppen.
6. Verwijder de klemmoer van de sensor van de bovenkant van de doorstroomcel. Verwijder
vervolgens de sensor uit de doorstroomcel.
7. Spoel de sensor met gedestilleerd water af.
8. Plaats de sensor in een oplossing voor nulconcentratie en druk vervolgens op OK.
9. Wacht totdat de waarde gestabiliseerd is en druk vervolgens op OK.
10. Bekijk het kalibratieresultaat:
• "Kalibratie: Geslaagd"—De sensor is gekalibreerd en klaar om monsters te meten. De helling
en/of offsetwaarden worden weergegeven.
• "Kalibratie mislukt." —De kalibratiehelling of -offset bevindt zich buiten de toegestane limieten.
Herhaal de kalibratie. Reinig de sensor indien nodig.
11. Druk op OK.
12. Breng de sensor aan in de doorstroomcel.
13. Draai aan de afsluiter op de monstertoevoerleiding om de monsterflow te starten.
14. Druk op OK.
Het uitgangssignaal keert terug naar de actieve toestand en meetwaarde van het monster wordt
weergegeven op het meetscherm.
6.4.5 Kalibratie lucht
Luchtkalibratie wordt aanbevolen voor de beste nauwkeurigheid en herhaalbaarheid.
Opmerking: Voordat de sensor voor de eerste keer wordt gekalibreerd, dient u een nulkalibratie uit te voeren.
1. Selecteer het pictogram van het hoofdmenu en selecteer vervolgens Apparaten. Een lijst met
alle beschikbare apparaten verschijnt.
2. Selecteer de sensor en selecteer Apparaatmenu > Kalibratie.
3. Selecteer Kalibratie lucht.
4. Selecteer de optie voor het uitgangssignaal tijdens de kalibratie:
Optie
Beschrijving
Actief
Het instrument verzendt de actuele uitgangsmeetwaarde tijdens de kalibratieprocedure.
Blokkeren De sensoruitgangswaarde wordt vastgezet op de actuele meetwaarde tijdens de
kalibratieprocedure.
Transfer
Een vooringestelde uitgangswaarde wordt tijdens de kalibratie verzonden. Raadpleeg de
gebruikershandleiding van de controller om de vooraf ingestelde waarde te wijzigen.
5. Meet met een precisie-gecertificeerde barometer de atmosferische druk op de plaats van de
analyser. Gebruik de pijltjestoetsen om deze waarde in te voeren en druk vervolgens op OK.
6. Draai aan de afsluiter op de monstertoevoerleiding om de monsterflow te stoppen.
7. Verwijder de klemmoer van de sensor van de bovenkant van de doorstroomcel. Verwijder
vervolgens de sensor uit de doorstroomcel.
8. Bevochtig de vulling in de meegeleverde kalibratiedop met enkele druppels water.
9. Plaats de sensor verticaal in de kalibratiedop met het membraan omlaag.
10. Druk op OK.
11. Wacht totdat de waarde gestabiliseerd is, en druk op OK.
Opmerking: Het scherm kan automatisch naar de volgende stap vooruitgaan.
196 Nederlands