7
BiJZOnDeRe KenMeRKen
7.1 COnTROles VAnAF De KOP VAn De ViDeOCAMeRA
(Alleen BiJ sOPRO-CAMeRA)
Met een van de drie programmeerbare knoppen op de kop van de videocamera kunt u de
volgende functies van de insufflator controleren: START (in de lage debietmodus), HOOG DE-
BIET en STOP. Hiervoor moet u een speciale communicatiekabel tussen de Sopro-camera en
deze insufflator op het speciaal daarvoor voorziene stopcontact [C5] aansluiten (in de gebruik-
saanwijzing van de Sopro-camera vindt u meer informatie over de instelling van de parameters
van deze knop).
Via deze communicatiekabel kan overigens feedback op de chirurgische monitor worden
weergegeven (momentane druk in de holte, waarschuwingsberichten).
7.2 AUTOnOMieFUnCTie MeT De CO2-Fles
Deze gebrevetteerde functie geeft weer hoe lang de insufflatie nog zal duren. Deze tijd wordt
bepaald op basis van de overblijvende capaciteit CO2 in de fles. Dankzij deze functie kan het
chirurgische team:
- de tijd van de chirurgische ingreep beter indelen;
- het tijdstip waarop de fles moet worden vervangen, beter inplannen.
De autonomiefunctie wordt ingeschakeld zodra de druk in de CO2-fles onder 33 bar zakt en
wanneer de autonomie hoogstens nog 99 minuten bedraagt.
7.3 geBRUiKsVeiligheiD
• Voorverwarmingssysteem
Dit systeem warmt het gas in het hulpmiddel op.
• Automatische test
Automatische ijking van het hulpmiddel en controle van de basiscomponenten telkens wanneer
het apparaat wordt opgestart. Dit alles gebeurt in minder dan een seconde.
• Slangdetectie
Het hulpmiddel begint pas te werken als er zowel op de CO2-afvoer als op de uitwendige de-
sufflatieklep een slang aangesloten is (om veiligheidsredenen is het niet mogelijk om slechts een
van die elementen aan te sluiten).
• Automatische debietregeling
Deze insufflator stuurt automatisch het debiet aan afhankelijk van de werkingsomstandigheden,
zodat een abdominale druk kan worden aangehouden die gelijk is aan de vooraf bepaalde
druk.
• Een extra druksonde
Als het meetcircuit slecht werkt, wordt de samenhang van de metingen voortdurend ge-
controleerd. Dit betekent dat de insufflatiecycli kunnen worden onderbroken zodra de minste
twijfel ontstaat.
- 182 -