- De druk in het bloedcompartiment van de oxygenatiemodule mag de 100
kPa (1 bar / 14 psi) niet overschrijden.
- Het drukverschil in het bloedcompartiment tussen de inlaat en de uitlaat
bij maximale bloedflow mag de 40 kPa (0,4 bar / 5,8 PSI) nooit
overschrijden.
Sluit de uitlaat van het veneus reservoir en haal het pompsegment af van de kop
van de arteriële pomp. Vul de slang die als pompsegment fungeert door het net
zo hoog te houden als het cardiotomiereservoir en door de klem waarmee de
slang is afgesloten langzaam open te doen. Laat het slanggedeelte dat nog
gevuld moet worden omlaag zakken, de lucht die daarin zit wordt naar de
oxygenator geleid. Het volledig vullen van de oxygenatiemodule gebeurt door
middel van de zwaartekracht. Als de D905 EOS MODULE gevuld is, plaats dan
het pompsegment in de arteriële pomp.
7) DE VENEUZE EN DE ARTERIËLE LEIDING OPENEN
Haal de klemmen van de veneuze en de arteriële leiding af en verhoog de flow
tot 2000 ml/min.
8) DE RECIRCULATIE-/AFTAPLEIDING OPENEN
Nadat de stappen tot en met punt 7 zijn uitgevoerd moet u de snelheid van de
arteriële pomp verhogen totdat de flow de max. waarde van 5,0 l/min bereikt.
Draai de kraan van de recirculatie-/aftapleiding gedurende enkele seconden
open zodat de recirculatie-/aftapleiding van de oxygenator wordt gevuld.
9) DE LUCHT UIT HET SYSTEEM LATEN ONTSNAPPEN
Tijdens deze fase moet op heel het systeem geklopt worden om ervoor te
zorgen dat de microluchtbellen van de wanden van de slangen loslaten. Na
enkele minuten waarin de flow op een hoog niveau moet worden gehouden zal
alle aanwezige lucht afgevoerd zijn.
10) DE RECIRCULATIE-/AFTAPLEIDING SLUITEN
Na 3-5 minuten recirculatie/aftap waarin de flow op een hoog niveau wordt
gehouden zal alle lucht afgevoerd zijn en kunt u de recirculatie-/aftapleiding door
middel van de betreffende kraan sluiten. Stop de arteriële pomp.
11) DE VENEUZE EN DE ARTERIËLE LEIDING AFSLUITEN
- Gebruik tijdens de vulfase geen pulserende flow.
- Controleer of de dosering van de anticoagulans in het systeem juist is
alvorens met de bypass te beginnen.
- SORIN GROUP ITALIA adviseert gebruik te maken van de
snelheidsregelaar van de pomp om de arteriële flow langzaam te
verminderen of te stoppen.
- Gebruik de aan-/uitschakelaar van de pomp niet totdat de snelheid van
de pomp nul bedraagt.
- Als het verloopstuk D523C en een cardioplegiesysteem op de coronaire
uitlaataansluiting is aangesloten moet u controleren of het systeem
gevuld is.
- Sluit de leiding met een klem enkele centimeters na de uitlaat af.
- Breng geen negatieve druk op de coronaire uitlaataansluiting aan. Door
een negatieve druk kunnen er in het bloedcompartiment namelijk
microgasbellen worden gevormd.
G. MET DE BYPASS BEGINNEN
1) DE VENEUZE EN DE ARTERIËLE LEIDING OPENEN
Haal eerst de klem van de arteriële leiding af en daarna van de veneuze leiding.
Start de bypass met een bloedflow die geschikt is met het oog op de omvang
van de patiënt. Houd het bloedpeil in het veneuze reservoir constant in de
gaten.
2) CONTROLE VAN DE WERKING VAN DE
WARMTEWISSELAAR
Controleer de temperatuur van het veneuze en het arteriële bloed.
3) KEUZE VAN DE GESCHIKTE GASFLOW
De gas-/bloedflowverhouding die bij een normale lichaamstemperatuur wordt
geadviseerd is 1:1 met een Fi0
- Schakel altijd eerst de bloedflow en daarna de gasflow in. De gas-
/bloedflowverhouding mag nooit meer zijn dan 2:1.
- De druk in het bloedcompartiment moet altijd hoger zijn dan de druk in
het gascompartiment; dit om de vorming van gasbellen in het
bloedcompartiment te voorkomen.
4) BLOEDGASANALYSE
van 80:100%.
2
Enkele minuten nadat de bypass gestart is, moet het gasgehalte in het bloed
gecontroleerd worden. Afhankelijk van de vastgestelde waarden moet u de
betreffende parameters als volgt afstellen:
Hoog pO
2
Laag pO
2
Hoog pCO
Laag pCO
H. TIJDENS DE BYPASS
1) CONTROLE VAN DE VENEUZE RETOURFLOW
Als er een grotere veneuze retourflow nodig is moet u zowel de oxygenator als
het veneuze reservoir ten opzichte van de patiënt laten zakken.
- Het op de oxygenator aangesloten veneuze reservoir moet
altijd boven de oxygenator worden geplaatst.
- Het hulpcardiotomiereservoir moet altijd boven het collapsible
veneuze reservoir (gesloten systeem) worden geplaatst.
- De ACT (Activated Coagulation Time) moet altijd langer zijn
dan of gelijk aan 480 seconden om een correcte anticoagulatie
van het extracorporale systeem te waarborgen.
- Indien het nodig is een anticoagulans aan de patiënt toe te
dienen moet u gebruik maken van:
- een luer inlaat met filter van het hard shell veneuze reservoir
(open systeem);
- een female luer lock op de veneuze retourconnector van het
collapsible reservoir (gesloten systeem).
2) ARTERIËLE MONSTERNEMING
Maak om een arteriële bloedmonsterneming te verrichten gebruik van de female
luer lock connector die op de arteriële uitlaat is geplaatst.
Deze luer is voorzien van een éénrichtingsklep waardoor alleen de aanzuigfase
mogelijk is.
3) VENEUZE MONSTERNEMING EN INJECTIE VAN
GENEESMIDDELEN
Het veneuze reservoir dat wordt toegepast moet injectie van geneesmiddelen en
veneuze monsterneming toestaan.
4) RECIRCULATIE MET LAGE FLOW
(Hypothermie gepaard met circulatiestilstand).
a) Verlaag de gasflow tot een waarde van minder dan 500 ml/min.
b) Open de recirculatie-/aftapleiding en sluit de inlaatleiding van het veneuze
reservoir af.
c)
Verlaag de snelheid van de arteriële pomp tot een waarde van 2000
ml/min.
d) Sluit de arteriële leiding van de oxygenatiemodule af.
e) Recirculeer met maximaal 2000 ml/min gedurende heel de duur van de
circulatiestilstand.
f)
Om de bypass na de circulatiestilstand opnieuw te starten, moet u de
veneuze leiding en de arteriële leiding openen en de bloedflow langzaam
verhogen.
g) Sluit de recirculatie-/aftapleiding (kraan in de horizontale "CLOSE" stand).
h) Stel de gasflow bij.
5) DE LUCHT CONTINU LATEN ONTSNAPPEN
Als u de kraan van de recirculatie-/aftapleiding in de horizontale "PURGE" stand
laat staan is het mogelijk de lucht tijdens de bypass continu uit de
oxygenatiemodule te laten ontsnappen.
Onder deze omstandigheden en bij een maximale arteriële bloedflow, is de
aftapflow naar het veneuze reservoir slechts enkele ml/min.
Controleer het niveau in het veneuze reservoir zorgvuldig. Indien het
reservoir tot bijzonder lage niveaus en/of met lagere flows geleegd wordt
is grotere oplettendheid geboden.
I. DE BYPASS BEËINDIGEN
Dit moet op basis van de individuele toestand van de patiënt gedaan worden. Handel
zoals hieronder beschreven:
1)
Schakel de gasflow uit.
2)
Schakel de warmtecirculatiepomp uit.
3)
Verlaag de snelheid van de arteriële pomp langzaam tot nul en sluit tegelijkertijd
de veneuze leiding af.
4)
Sluit de arteriële leiding af.
5)
Open de recirculatie-/aftapleiding.
6)
Verhoog de snelheid van de pomp tot een flow van 2000 ml/min.
- Als de extracorporale circulatie daarna opnieuw gestart moet worden dan moet
er een minimum bloedflow in de D905 EOS MODULE gehouden worden (2000
ml/min).
- Schakel de warmtecirculatiepomp tijdens de recirculatie niet uit.
NL – NEDERLANDS
verlaag de FiO
2
verhoog de FiO
2
verhoog de gasflow
2
verlaag de gasflow
2
33