een licht-oranje kleur krijgen. Het uitvoeren
van manometertesten op de klep met een
BACTISEAL-katheter wordt niet aanbevolen.
Irrigatie
Het is noodzakelijk de klep vóór de implantatie te
irrigeren om een goede werking te garanderen.
1. Houd de klep verticaal terwijl het distale connectie
naar beneden is gericht.
2. Gebruik een injectiespuit om het gehele klepsysteem
langzaam en voorzichtig te vullen met een niet-
pyrogene steriele zoutoplossing of, voor andere
katheters dan BACTISEAL-katheters, een geschikte
antibiotische oplossing. Zodra vocht door de klep
begint te stromen, kan de distale connectie van de
klep opwaarts worden gericht om te helpen bij het
ontluchten van het systeem.
Opmerking: als hulpmiddel voor de irrigatie wordt
een pompadapter met inlaatkatheters meegeleverd.
LET OP: De klep niet vullen, spoelen of
doorpompen met vloeistof waarin katoen, gaas of
ander pluizend materiaal is geweekt.
Opmerking: Er kan meer druk op de injectiespuit
nodig zijn voordat er vloeistof door de klep stroomt.
Dat is normaal en gebeurt alleen wanneer de klep
voor het eerst wordt gespoeld. Er kan een knal
klinken.
Opmerking: De SIPHONGUARD-regelaar is bedoeld
om een snelle liquordoorstroming te vertragen.
Ook wordt de snelheid waarmee het shuntsysteem
tijdens de implantatie kan worden gevuld beperkt tot
ongeveer 0,5 ml/minuut.
3. Zodra vloeistof uit de distale aansluithaakjes
van de klep stroomt (of uit de distale katheter
bij samengestelde modellen) en de lucht uit de
klep is verwijderd, dient u de injectiespuit en de
pompadapter te verwijderen (indien gebruikt).
Chirurgische techniek
Er zijn verschillende chirurgische technieken die kunnen
worden gebruikt om de kleppen te plaatsen. De chirurg
kan een chirurgische techniek kiezen uitgaande van zijn
of haar eigen klinische ervaring en medisch oordeel. De
klep dient te worden gespoeld, zoals is uiteengezet in
Irrigatie, om een goede prestatie te garanderen.
LET OP: Plaatsing van de klep kan de werking van de
toolkit beïnvloeden. Daarmee moet rekening worden
gehouden om de patiënt goed te kunnen behandelen.
Kies een plaats waar de geïmplanteerde klep
horizontaal kan worden geplaatst voor gebruik in
combinatie met de toolkit (zie Afbeelding 6). Vermijd
plaatsing te dicht bij structuren, zoals het oor. Het is
ook van belang om een implantatieplaats te kiezen
waar het boven de klep liggende weefsel niet te dik is
(>10 mm), anders kan het vinden, aflezen en afstellen
met de CODMAN CERTAS-toolkit onmogelijk worden.
We raden aan de instelling van de klep vast te leggen in
het dossier van de patiënt en op de ID-kaart in zakformaat.
Bij alle kleppen worden etiketten geleverd waarmee u de
productnummergegevens in de patiëntgegevens kunt
noteren. U kunt ID-kaarten in zakformaat bestellen bij de
lokale Codman-vertegenwoordiger.
85