1. Inhoud van de set
2. Montage
1. Inhoud van de set
1. Gastester met opvangkast en pulspomp-watervangercombinatie
2. Metalen uitlaatsonde met borgveren
3. Flexibele kunststof slangen
(3 lengten)
4. Instructieboek
2. Montage
• Onder koude omstandigheden laten de kunststof slangen zich eenvoudiger monteren
wanneer ze vooraf zijn verwarmd.
• Steek de kortste slang op de onderste poort van de pulspomp/watervanger als getoond in de
afbeeldingen 1 en 2. Dit is de automatische waterafvoer.
• De langste kunststof slang wordt aan één zijde aangesloten op de inlaat (middelste poort) van
de pulspomp, de andere zijde wordt aangesloten op de aluminium buis van de uitlaatsonde.
• Sluit de resterende kunststof slang aan tussen de uitlaat (boven) van de pulspomp en de
inlaat van de opvangkast.
(Deze aansluiting wordt bewust
ontlucht bij de inlaatnippel). De
Inlaat pulspomp
aansluiting op de opvangkast
moet tot het einde worden
aangedrukt.
Vanaf uitlaat
4
voertuig
Pulspomp op opvangkast
Kalibratie
Uitlaatsonde
Afbeelding 1
Pulspomp/watervanger
Uitlaat pulspomp
Waterafvoer
Opvangkast
Inlaat
opvangkast
Afbeelding 2
DISPLAY:
Het display is gekalibreerd in volumepercentage koolmonoxide (CO%).
BEDIENINGSELEMENTEN KALIBRATIE
Deze worden gebruikt om de weergave op het display zo in te stellen, dat het een waarde van
2,0% aangeeft bij aanvang van de test en voordat de sonde in de uitlaatpijp wordt gestoken.
Opmerking: De kalibratiestand vertegenwoordigt de waarde die het instrument zou
moeten registreren indien de sonde in de buitenlucht werd gehouden. Toevallig levert een
meting in de buitenlucht dezelfde waarde op als uitlaatgas met 2% CO. Wanneer de sonde
vervolgens in de uitlaatpijp wordt gestoken, kan de weergegeven waarde op het display
stijgen of dalen ten opzichte van de kalibratiestand.
TWEEADERIGE KABEL MET KLEMMEN:
(voor aansluiting op de accu van de auto)
UITLAATSONDE:
De aluminium buis is bedoeld om in de uitlaatpijp te worden gestoken en wordt daar op zijn
plaats gehouden door de metalen veren die tegen de binnenkant van de uitlaatpijp duwen.
NB: Tijdens gebruik moet de slang vanaf de uitlaatsonde in een vloeiende lijn aflopen richting de
pulspomp/watervanger, zodat water omlaag kan stromen en automatisch kan worden afgevoerd
via de afvoerslang.
3. Beschrijvingen
en bedieningsele-
menten
5