Aanwijzingen voor gebruik
Maatbepaling en selectie van het juiste product
NB: Er wordt een kit met enkele Y-connector (B. Braun Medical, bestelnr. 610400) aanbevolen voor
gebruik met de AMPLATZER vaatplug.
• Neem een angiogram en meet de vaatdiameter.
• Selecteer een hulpmiddel dat ongeveer 30 % à 50 % groter is dan de vaatdiameter.
• Spoel de lader via de ring om alle lucht uit de lader te verwijderen.
• Verwijder de witte aanzetstukclip en trek de duwdraad met de reeds aangebrachte
AMPLATZER vaatplug uit de ring.
• Breng de gekozen geleidekatheter in en voer hem op naar het te behandelen vat.
• Steek de lader door de enkele Y-connector en voer hem op totdat hij het aanzetstuk van de
geleidekatheter raakt. Spoel de lader met fysiologische zoutoplossing via de zijarm, waardoor
de lucht uit de lader wordt verwijderd.
• Voer de AMPLATZER vaatplug van de lader via de katheter op tot in het te behandelen vat.
• Verwijder de lader desgewenst.
• Controleer middels een testinjectie via de katheter of de AMPLATZER vaatplug correct
geplaatst is. Als het hulpmiddel niet naar wens geplaatst is, kunt u het verplaatsen of samen
met de katheter verwijderen.
• Als het hulpmiddel naar wens geplaatst is, haalt u het los door de duwdraad linksom te
draaien.
• Voor het bewerkstelligen van vaatocclusie kan soms gebruik van meerdere AMPLATZER
vaatpluggen vereist zijn.
• Als het loshalen moeilijk blijkt, kunt u met behulp van een torsie-instrument of operatieklem de
duwdraad linksom draaien om het hulpmiddel los te halen.
MRI-beveiligd
In niet-klinische tests is aangetoond dat de AMPLATZER vaatplug MRI-beveiligd is bij een
veldsterkte van maximaal 3,0 tesla met een specifiek absorptietempo dat gemiddeld over het
lichaam niet meer dan 3,83 W/kg bij 1,5 tesla en 5,57 W/kg bij 5,0 tesla bedraagt gedurende
20 minuten blootstelling aan een B1 van 118 µT. De AMPLATZER vaatplug migreert niet in deze
MRI-omgeving. Er zijn geen niet-klinische tests uitgevoerd om migratie uit te sluiten bij een
veldsterkte hoger dan 3,0 tesla.
In deze tests vertoonde het hulpmiddel een temperatuurverhoging van 1,1 °C bij 1,5 tesla en 1,6 °C
bij 5,0 tesla.
Het MRI-beeld is mogelijk minder goed als het te onderzoeken gebied zich in hetzelfde gebied of
vrij dicht bij de plaats van het hulpmiddel bevindt.
Figuur 1
Figuur 2
14
Figuur 3