Met het gasmeetinstrument kunnen drie verschillende burst-meldingen (Burst
Messages) worden geconfigureerd.
Dräger beveelt aan om de fabrieksconfiguratie of een door Dräger voor
verschillende toepassingsgebieden geoptimaliseerde burst-modus-configuratie
te gebruiken.
De configuraties kunnen afhankelijk van de behoefte worden gewijzigd. Bij
twijfel Dräger contacteren.
Hieronder worden verschillende configuraties van burst-meldingen beschreven.
Deze kunnen via PolySoft in het bijbehorende tabblad van de burst-modus-
configuratie worden geselecteerd.
De voorgeconfigureerde burst-meldingen hebben de bestandsextensie .bmcf
en kunnen met een teksteditor worden bewerkt en door PolySoft opnieuw
worden ingelezen.
Het verzenden van informatie heeft invloed op de batterijwerktijd. Het te
frequent verzenden van burst-meldingen kan de batterijwerktijd verkorten.
9.1
Standaardconfiguraties
Burst-melding (Burst Message) 1: Variabelen van commando (Command) 9 met
gasmeetwaarde (Primary Value [PV]) in variabelenslot (Variable Slot) 0 worden
continu (Continuous) verzonden.
Burst-melding (Burst Message) 2: Informatie van commando (Command) 48
(hoofdzakelijk fouten en waarschuwingen) worden bij een wijziging (On-
Change) en periodiek over langere tijdsintervallen verzonden.
Burst-melding (Burst Message) 3: gedeactiveerd.
Om de standaardconfiguratie voor de burst-modus te gebruiken zonder het
gasmeetinstrument terug te zetten naar de fabrieksinstellingen, de
bijbehorende configuratie via PolySoft selecteren.
9.2
Configuratie voor toxische sensoren
Via PolySoft kunnen voor toxische sensoren ontwikkelde burst-modus-
configuraties worden geselecteerd.
Gebruiksaanwijzing
|
Dräger Polytron
®
6100 EC WL, Dräger Polytron
Deze configuraties zijn geoptimaliseerd voor een snelle alarmering en een
maximale batterijwerktijd.
Het gebruik van één van deze configuraties heeft de volgende effecten:
Burst-melding (Burst Message) 1 verzendt informatie van commando
(Command) 9, nadat de gasmeetwaarde (Primary Value [PV]) aan
variabelenslot (Variable Slot) 0 de activeringsdrempel (Trigger Level) met de
eenheid ppm onmiddellijk heeft overschreden. De volgende burst-meldingen 1
worden in actualiseringsintervallen (Update Periods) verzonden. Bovendien
worden continu gasmeetwaarden verzonden, onafhankelijk van het
overschrijden van de activeringsdrempel.
Via PolySoft kunnen voorgeconfigureerde burst-meldingen met
verschillende actveringsdrempels worden geselecteerd.
Burst-melding (Burst Message) 2 verzendt informatie (hoofdzakelijk fouten en
waarschuwingen) van commando (Command) 48 bij een wijziging (On-Change)
en periodiek over langere tijdsintervallen.
Burst-melding (Burst Message) 3 is gedeactiveerd.
9.3
Configuratie voor zuurstofsensoren
Via PolySoft kunnen voor zuurstofsensoren ontwikkelde burst-modus-
configuraties worden geselecteerd.
Deze configuraties zijn geoptimaliseerd voor een snelle alarmering en een
maximale batterijwerktijd.
9.3.1
Waarschuwing voor zuurstofverrijking
Het gebruik van één van deze configuraties heeft de volgende effecten:
Burst-melding (Burst Message) 1 verzendt informatie van commando
(Command) 9, nadat de gasmeetwaarde (Primary Value [PV]) aan
variabelenslot (Variable Slot) 0 de ativeringsdrempel (Trigger Level) met de
eenheid Vol% onmiddellijk heeft overschreden. De volgende burst-meldingen 1
worden in actualiseringsintervallen (Update Periods) verzonden. Bovendien
worden continu gasmeetwaarden verzonden, onafhankelijk van het
overschrijden van de activeringsdrempel.
®
Repeater WirelessHART
Burst-modus (Burst Mode)
®
|
nl
211