Würth MIG 180-5S Traducción Del Manual De Instrucciones De Servicio Original página 102

Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 66
U kunt een WEEFLASNAAD gebruiken wanneer
er metaal over een breder oppervlak moet worden
aangebracht dan kan worden behaald met een
langsnaad (zonder overdrachtsoscillatie). Deze
naad wordt gevormd wanneer u de elektrode met
een korte pauze aan het eind van elke slag heen en
weer beweegt terwijl u hiermee de naad in de lengte
volgt. Dit is de beste manier om de doordringing van
de lasnaad te bevorderen.
(zie afb. H (b) op pagina 9)
6.3 Laspositie
De platte positie is de eenvoudigste laspositie
en wordt het vaakst toegepast. Las indien mogelijk
in de platte positie, want hierin zijn de beste
resultaten te behalen.
(zie afb. I (a) op pagina 9)
Lassen in de horizontale positie vindt dus op
vrijwel dezelfde manier plaats als plat lassen. Alleen
hoek B (zie "DE BRANDER VASTHOUDEN") is
anders, waardoor de draad meer op het metaal
boven de lasnaad wordt gericht en de laspoel
niet naar beneden loopt, terwijl de brander toch
voldoende langzaam kan worden bewogen. Een
goed startpunt voor hoek B is 30 graden LAGER dan
loodrecht op het werkstuk.
De verticale positie is voor veel mensen
eenvoudiger, omdat de brander hierbij van boven
naar beneden wordt getrokken. Het kan moeilijk
zijn om ervoor te zorgen dat de laspoel niet naar
beneden loopt. Wanneer de brander van beneden
naar boven wordt gedrukt, hebt u meer controle
over de laspoel en kan de brander langzamer
worden bewogen, voor een diepere doordringing.
Bij verticaal lassen wordt hoek B (zie "DE BRANDER
VASTHOUDEN") doorgaans beperkt tot nul, maar
valt hoek A tussen 45 tot 60 graden voor een betere
controle van de laspoel.
(zie afb. I (b) op pagina 9)
De overheadpositie is de moeilijkste laspositie.
Voor hoek A (zie "DE BRANDER VASTHOUDEN")
moeten 60 graden worden aangehouden. Houdt
u deze hoek aan, dan beperkt dit de kans op het
vallen van gesmolten staal in het mondstuk. Voor
hoek B moet nul graden worden aangehouden,
zodat de draad recht op de lasnaad gericht is.
Druppelt de laspoel te veel, selecteer dan een lagere
warmte-instelling. Daarnaast werkt een weeflasnaad
doorgaans beter dan een langsnaad.
(zie afb. I (c) op pagina 9)
102
6.4 Lassen in meerdere lagen
Stuiklasverbindingen. Bij het stuiklassen
van dikkere materialen moet u de randen van het
materiaal prepareren door de rand van één of
beide stukken schuin af te slijpen. Hierbij wordt een
V-vormige groef tussen de twee te lassen stukken
metaal gemaakt. In de meeste gevallen hoeft er
maar één laag of lasnaad te worden aangebracht
om de groef te sluiten.
Wordt er meer dan een lasnaad op dezelfde verbinding
aangebracht, dan spreken we van een las in meerdere
lagen.
In afb. J op pagina 9 wordt de volgorde voor het
aanbrengen van meerdere lasnaden op een enkele
V-vormige stuiklasverbinding weergegeven.
OPMERKING:
Gebruikt u een zelfbeschermende draad
met een fluxkern, dan moet u het slak
zorgvuldig van elke voltooide lasnaad kappen en
borstelen voordat u een nieuwe laag aanbrengt,
anders zal de volgende laag een slechte kwaliteit
hebben.
Hoeklasverbindingen. Bij de meeste
hoeklasverbindingen van metalen met een
gemiddelde tot brede dikte zijn er meerdere laslagen
nodig voor een sterke verbinding. De illustraties in
afbeelding K op pagina 9 geven de volgorde weer
voor het aanbrengen van meerdere lasnaden op een
overlapverbinding (a) en
een T-las (b).
6.5 Puntlassen
Er zijn drie manieren om te puntlassen: doorbranden,
ponsen en opvullen, en overlappuntlassen. Elke
methode heeft voor- en nadelen die afhankelijk zijn van
de desbetreffende toepassing en van uw persoonlijke
voorkeur.
Bij de doorbrandmethode worden twee
overlappende stukken metaal aan elkaar vast gelast
door door het bovenste stuk heen en in het onderste
stuk te branden. Gebruikt u de doorbrandmethode,
dan werken grote draaddiameters doorgaans beter
dan kleine diameters. Bij de doorbrandmethode
werken zelfbeschermende fluxkerndraden met een
diameter van 0,9 mm doorgaans het beste. Gebruik
bij de doorbrandmethode geen zelfbeschermende
fluxkerndraden met een diameter van 0,75 mm,
tenzij het metaal ZEER dun is of een bovenmatige
opbouw van vulmetaal en minimale doordringing
acceptabel zijn. Selecteer bij de doorbrandmethode
altijd de warmte-instelling HIGH (hoog) en stel de
draadsnelheid af voordat u puntlassen maakt.
(zie afb. L (a) op pagina 9)

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Este manual también es adecuado para:

5952 350 180

Tabla de contenido