3.2 Brandstof tanken
Brand door ontsteking van olie
• Overtuig u ervan dat u het juiste type brandstof tapt bij het tanken.
Per ongeluk benzine of iets dergelijks tanken zal zelfontbranding veroorzaken.
• Vergeet niet de motor stil te zetten voor u begint met tanken.
Veeg gemorste brandstof zorgvuldig weg.
• Bewaar nooit olie of een andere brandbare vloeistof in de buurt van de
motor omdat ze daardoor in brand zouden kunnen raken.
3.2.1 Brandstoftank vullen
Vul de tank met schone brandstof die niet vervuild is door water of stof.
Vul de tank niet verder dan tot ongeveer 90% van de capaciteit en zorg ervoor dat de brandstof
tijdens bedrijf niet kan overstromen.
3.2.2 Brandstofsysteem ontluchten
Ontlucht het brandstofsysteem volgens de onderstaande procedure. Als er lucht in het
brandstofsysteem zit, kan de brandstofinspuitpomp niet goed werken.
• 4LHA-DTP/-DTZP/-STP/-STZP
1 Open de kraan in de dieselolieaanvoerleiding
en draai de ontluchtingsbout aan de
bovenkant van de water/dieselolie-scheider
(optioneel) 2~3 slagen los met een sleutel.
Draai de ontluchtingsbout weer vast als er
brandstof uitstroomt zonder bellen.
2 Maak de knop van de voorpomp los door hem
tegen de klok in te draaien en druk de knop
een paar maal in om dieselolie naar het
brandstoffilter te pompen.
3 maak de ontluchtingsplug aan de bovenkant
van het brandstoffilter los met een sleutel en
laat daar brandstof weglopen tot er geen
brandstof met bellen meer ontsnapt. Draai
vervolgens de ontluchtingsplug weer vast.
4 Druk de voorpompknop omlaag en draai hem
vast met de klok mee.
G E V A A R
Brandstofinspuitpomp
_
_
26
Voorpompknop
dieselolievoeding
Ontluchtingsplug
Brandstoffilter