4. Gebruik van het aggregaat
Voor elk gebruik:
- weten hoe het stroomaggregaat moet worden uitgezet bij noodgevallen,
- alle bedieningsfuncties en handelingen volledig begrijpen.
Om het stroomaggregaat uit te zetten bij noodgevallen, de stophendel gebruiken.
Waarschuwing
4.1. Opstarten
Controleer of het stroomaggregaat goed is aangesloten op de aarding (cf. § Aarding van het aggregaat).
Controleer het oliepeil (cf. § Het oliepeil controleren).
Draai aan de contactsleutel (fig. A - afb. 5).
Opmerking: als de motor niet binnen de 15 seconden aanslaat, laat dan de sleutel los en wacht 2 minuten voor u een nieuwe
poging onderneemt (risico op beschadiging).
Laat de sleutel los en wacht tot de temperatuur van de motor begint te stijgen voor u het stroomaggregaat in gebruik neemt.
4.1.1 Noodstart
Indien de elektrische inwerkingstelling niet lukt, kunt u het stroomaggregaat manueel aanzetten:
Draai de contactsleutel (fig. A - afb. 5) kloksgewijs naar de stand (B).
Het elektromagnetisch ventiel inschakelen (fig. A - afb. 6, I).
Trek langzaam aan de handgreep van de terugloopstarter (fig. A - afb. 7), tot u een zekere weerstand voelt. Laat hem daarna
langzaam terugkomen.
Trek snel en hard aan de handgreep van de terugloopstarter en laat hem traag terugkomen.
Als de motor niet aanslaat, herhaalt u de handeling tot de motor is aangeslagen.
Het elektromagnetisch ventiel inschakelen (fig. A - afb. 6, O).
4.2. Werking
Als het aggregaat met een stabiel toerental draait (ongeveer 3 min):
Controleren of de onderbrekerschakelaars (fig. A - rep. 8) in de ingedrukte positie staan. De schakelaars indrukken indien nodig.
De te gebruiken apparaten aansluiten op de contactdozen (afb. A - no. 9) van het stroomaggregaat.
N.B: De SDMO stroomaggregaten zijn uitgerust met contactdozen van het type « Schucco »: Het kan uitzonderlijk voorkomen dat
sommige apparaten niet aangesloten kunnen worden. In dit geval zal er gratis een adaptor bijgeleverd worden wanneer dit wordt
aangevraagd in onze verkoopspunten (aankoopbewijs voorleggen).
4.3. Stilleggen
Zet de toestellen uit en haal ze uit de stopcontacten (afb. A - no. 9).
Laat de motor stationair draaien gedurende 1 of 2 min.
Draai de contactsleutel (fig. A - afb. 5) in tegenwijzerzin naar de stand (A).
Het stroomaggregaat wordt uitgezet.
Zorg altijd voor de geschikte ventilatie van het stroomaggregaat.
Zelfs na het uitzetten blijft de motor warmte produceren.
Waarschuwing
Indien de sleutel niet werkt, het stroomaggregaat uitzetten door middel van de stophendel (afb. A – no. 10) en Draai de contactsleutel
in tegenwijzerzin naar de stand (A).
5. Beschermingen
5.1. Vermogensschakelaar
Het elektrisch circuit van het aggregaat is beveiligd door middel van een of meer magnetothermische uitschakelaars,
differentiaaluitschakelaars of thermische uitschakelaars. Bij een eventuele overbelasting en/of kortsluiting, kan de elektrische
stroomlevering uitvallen.
Vervang, indien nodig, de vermogensschakelaars van het stoomaggregaat door vermogensschakelaars met identieke nominale
waarden en karakteristieken.
5.2. Oliebeveiliging
Als er te weinig olie in het motorcarter is of als de oliedruk te laag is, stopt de oliebeveiliging de motor automatisch om beschadiging te voorkomen.
In dat geval, dient u het oliepeil van de motor te controleren en indien nodig olie bij te vullen alvorens op zoek te gaan naar andere
oorzaken van storingen.