•
Dit hulpmiddel is uitsluitend bestemd voor eenmalig gebruik. Het mag niet opnieuw worden gesteriliseerd
en/of opnieuw gebruikt, aangezien dit de prestaties van het hulpmiddel kan aantasten en kan leiden tot een
verhoogd risico op kruisbesmetting.
MOGELIJKE COMPLICATIES
•
Mogelijke complicaties verbonden aan het inbrengen van een katheter in het lichaam omvatten o.a. de
volgende: infectie, luchtembolie en hematoomvorming.
•
Mogelijk losraken van de ballon na breuk of mishandeling van de ballon en de daaropvolgende noodzaak een
strik te gebruiken of andere medische interventietechnieken toe te passen om de stukken terug te halen.
•
Mogelijke complicaties verbonden met PTA omvatten o.a.: klontervorming en embolie, zenuwletsel,
vaatperforatie die operatieve reparatie nodig maakt, beschadiging van de vaatwanden, cerebraal accident,
hartaritmieën, myocardinfarct of overlijden. Voor specifieke informatie raadpleegt u: Fellows, K. et al.: Acute
Complications of Catheter therapy for Congenital Heart Disease, Amer Journ of Cardiol, 60;679(1987).
OPMERKING: In zeldzame gevallen werd gerapporteerd dat ballonnen met een grotere diameter rondom
gebarsten zijn, mogelijk ten gevolge van nauwsluitende focale stricturen in grote vaten. Bij ieder voorval van
ballonbreuk tijdens gebruik ervan, verdient het aanbeveling een huls over de gebroken ballon te plaatsen
alvorens deze door de inbrengplaats te verwijderen. Dit kan worden gedaan door het proximale uiteinde van de
katheter af te knippen en een huls van de geschikte maat over de katheter op de inbrengplaats te schuiven.
Voor de specifieke techniek raadpleegt u: Tegtmeyer, Charles J., M.D. & Bezirdijan Diran R., M.D. "Removing
the Stuck, Ruptured Angioplasty Balloon Catheter." Radiology, Volume 139, 231-232, April 1981.
INSPECTEREN EN PREPAREREN
1. Breng de voerdraad door de distale tip in, totdat de voerdraad uit de proximale poort komt.
2. Verwijder de ballonbeschermer. Controleer de katheter op beschadiging alvorens hem in te brengen.
3. Voer de dilataties uit met een 50/50 of een 75/25 oplossing van respectievelijk fysiologische zoutoplossing en
contrastmiddel.
4. Bevestig een vulinstrument voorzien van een drukmeter, half gevuld met contrastoplossing, aan de
ballonpoort van de katheter.
5. Purgeer het doorvoerlumen van de katheter grondig, en kijk na of er geen lekken zijn.
6. Gebruik een stopwatch om de vul- en legingstijd te controleren. Herhaal deze stappen meerdere malen om
de vul- en legingstijd na te gaan.
7. Houd het vulinstrument met de drukmetertuit neerwaarts gericht, en zuig aan tot al de lucht uit de ballon
verwijderd is, en er geen belletjes meer in de contrastoplossing te zien zijn.
8. Draai de afsluitkraan naar de stand "off" om het vacuüm in de ballon te behouden.
9. Verwijder de voerdraad.
INBRENGEN: VASCULAIR
1. Ga het vat percutaan met gebruik van de standaard Seldinger-techniek binnen, over de voor de gebruikte
kathetermaat geschikte voerdraad.
2. Voer de katheter onder fluoroscopische geleiding over de laesie op, volgens de aanvaarde percutane
transluminale angioplastiektechniek (zie de verwijzingen). Bij de meeste patiënten zal de ballon bij het
inbrengen minimale weerstand ondervinden. Voer de katheter niet op als de voerdraad niet op zijn plaats zit.
3. Raadpleeg de tabel met ballonmaten en vul de ballon met contrastmiddel totdat ofwel de gewenste diameter
verkregen is ofwel de nominale barstdruk bereikt is (de eerste van de twee). DE NOMINALE BARSTDRUK
NIET OVERSCHRIJDEN.
DOEN LEEGLOPEN EN VERWIJDEREN
1. Doe de ballon leeglopen door een vacuüm te trekken met een vulinstrument voorzien van een drukmeter.
Opmerking: Hoe groter het tijdens het terugtrekken toegepaste en aangehouden vacuüm, des te kleiner het
profiel van de leeggelopen ballon.
2. Trek de katheter voorzichtig terug. Gebruik een vlotte, voorzichtige en gestadige beweging wanneer de ballon
uit het vat komt. Als er bij het verwijderen weerstand ondervonden wordt, moeten de ballon, de voerdraad en
de huls samen als een geheel en onder fluoroscopische geleiding worden verwijderd, vooral als er breuk of
lekkage van de ballon vastgesteld is, of vermoed wordt. Om dit te doen neemt u de ballonkatheter en de huls
als een geheel stevig vast, en trekt u ze beide tezamen terug, met een voorzichtig draaiende en tegelijkertijd
trekkende beweging.
3. Oefen druk uit op de inbrengplaats, volgens de standaardpraktijken of volgens het protocol van het ziekenhuis
voor percutane vasculaire operaties.
INDICATIES: Aanbevolen voor percutane transluminale valvuloplastiek (PTV) van de pulmonalisklep.
•
Een patiënt met geïsoleerde pulmonalisstenose.
•
Een patiënt met pulmonalisklepstenose en een andere niet-ernstige aangeboren hartaan-doening die geen
operatieve interventie vereist.
Gebruiksaanwijzing (PTV)
31