Dräger Air Guard 6500 Instrucciones De Uso página 81

1. Verbind de Air Guard met het lokale systeem met behulp
van het T-stuk. Het T-stuk wordt alleen met de hand
voorgemonteerd zodat het voor de eindmontage
makkelijker gedraaid kan worden. Na montage moet het T-
stuk worden vastgedraaid.
2. Breng het leidingsysteem onder druk.
4.2.2 Middendruk-ademluchtaansluiting (LP)
VOORZICHTIG
De maximale ingangsdruk van 10 bar mag bij de
middendrukuitvoering van de Air Guard niet worden
overschreden, omdat de Air Guard bij hogere druk beschadigd
kan raken.
1. Sluit de Air Guard aan op het lokale systeem met een
CEJN-verbinding (serie 346).
2. Breng het leidingsysteem onder druk.
4.2.3 Potentiaalvrije contacten aansluiten
AANWIJZING
Om te voorkomen dat bij een alarm vervuilde lucht wordt
gevuld, raden wij aan om beide potentiaalvrije contacten te
gebruiken.
► Neem de technische gegevens voor het gebruik van de
potentiaalvrije contacten in acht(zie hoofdstuk 9).
De Air Guard heeft 2 potentiaalvrije contacten. Met behulp van
de potentiaalvrije contacten, bijv. een ademluchtcompressor
(niet meegeleverd) uitgeschakeld en een externe
afsluitinrichting (niet meegeleverd) worden gesloten om het
vullen van verontreinigde ademlucht te voorkomen. De
contacten zijn aangesloten op de interne klemmenstrook (X2
klemmen 23 en 24 en X2 klemmen 26 en 27) en zijn bij
normaal bedrijf gesloten. De contacten worden geopend in het
geval van een alarm, een storing of wanneer de Air Guard
wordt uitgeschakeld.
AANWIJZING
► Wanneer het spoelen wordt geactiveerd, wordt het contact
(X2 klemmen 23 en 24) voor het regelen van de
compressor gesloten, zodat de aangesloten compressor
kan worden gestart. Het contact (X2 klemmen 26 en 27)
blijft open zodat bij activering van een externe
afsluitinrichting deze pas weer wordt geopend als de
ademlucht in de normale toestand is.
► In stand-by is het contact (X2 klemmen 23 en 24) voor het
aansturen van de compressor gesloten, het contact (X2
klemmen 26 en 27) voor de externe afsluitinrichting is
open.
Bij het inschakelen van de ademluchttoevoer kan een
verhoogde CO -concentratie optreden. Dit gebeurt vooral na
2
een langere stilstand van de compressor. In dit geval de
Air Guard spoelen om deze weer bedrijfsklaar te maken. Om
de leiding door te spoelen, moet de spoeling worden
geactiveerd via de touchscreen van de Air Guard. Als het
spoelen geactiveerd is, wordt het contact (X2 klemmen 23 en
24) voor het aansturen van de compressor gesloten, zodat de
compressor kan worden opgestart voor het spoelen.
1. Sluit potentiaalvrije contacten aan op het externe
alarmsysteem of component.
4.2.4 Elektrische aansluiting
WAARSCHUWING
De elektrische installatie mag alleen door gekwalificeerde
elektriciens worden geïnstalleerd.
1. Indien nodig, potentiaalvrije contacten aansluiten.
2. Steek de stekker van de Air Guard in het stopcontact met
aardingscontact.
AANWIJZING
De beveiligingsschakelaar van de netvoeding dient bij
voorkeur over de volgende eigenschappen te beschikken:
16 A, B-karakteristiek.
3. Schakel de stroomonderbreker in.
4. Sluit en vergrendel de deur van de Air Guard.
4.2.5 Kalibratie
Gasmeetinstrument
VOORZICHTIG
De Air Guard moet voor gebruik worden gekalibreerd, anders
kunnen er onjuiste metingen optreden.
► De kalibratie mag alleen worden uitgevoerd door Dräger
of door Dräger geautoriseerd deskundig personeel.
De elektrochemische gassensoren voor de Polytron
gasmeetinstrumenten worden los meegeleverd met de
Air Guard om de levensduur te verlengen en moeten voor het
kalibreren worden geplaatst. Zie de gebruiksaanwijzing van
het betreffende gasmeetinstrument en de sensor voor de te
volgen werkwijze.
De betreffende gassensor moet na het plaatsen in het
gasmeetinstrument nog een bepaalde tijd inlopen. De exacte
inlooptijd staat in de betreffende gebruiksaanwijzing vermeld.
De gasmeetinstrumenten kunnen vervolgens worden
gekalibreerd. Wij raden aan om de Air Guard in te schakelen
voordat u de afstelling uitvoert, zodat de wachttijd tot de
afstelling door de Dräger Service of het geautoriseerde
vakpersoneel zo kort mogelijk is. De PIR 7200 en PID 5000
zijn optische gasdetectoren waarvoor geen sensor nodig is.
1. Het nulpunt conform de betreffende gebruiksaanwijzing
instellen.
2. De gevoeligheid conform de betreffende
gebruiksaanwijzing instellen.
Om de gevoeligheid in te stellen, moet voor de betreffende
sensor het juiste kalibratiegas worden gebruikt. De
concentratie conform het meetbereik van de sensor selecteren
(zie hoofdstuk 10).
Oliesensor
De oliesensor met isobuteen kalibreren conform de
meegeleverde gebruiksaanwijzing. Deze werkzaamheden
mogen alleen door Dräger of door geautoriseerd deskundig
personeel worden uitgevoerd.
Gebruik nl
81