Descargar Imprimir esta página

ABB FSM4000 Instrucciónes De Licenciamiento página 294

Medidor electromagnético de caudal
Ocultar thumbs Ver también para FSM4000:

Publicidad

Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 64
46 – NL
FSM4000 ELEKTROMAGNETISCHE DEBIETMETER | CI/FSM4000-X1 REV. D
... 7 Ingebruikname
... Uitvoering van de inbedrijfstelling
Apparaat instellen
Naar wens wordt het apparaat af fabriek volgens de opgaven van
de klant ingesteld. Als er geen specificaties zijn gegeven, wordt
het apparaat met de fabrieksinstellingen geleverd.
Om het apparaat ter plaatse in te stellen moeten slechts enkele
instellingen of parameters worden gekozen (resp. ingesteld). De
invoer of selectie van parameters is in het hoofdstuk "Beknopt
overzicht van de gegevensinvoer" beschreven. Een beknopt
overzicht van de menustructuur vindt u in het hoofdstuk
"Overzicht van de parameters".
Een snelle parametrering kan ook gedaan worden via het menu
Easy Set-up, zie Easy Set-up, het ongecompliceerde
parametreren op pagina 47.
Het is aan te raden bij de inbedrijfstelling de volgende
parameters te controleren of in te stellen.
1. Meetbereikeindwaarde (menu-item "Q
"Eenheid").
Het apparaat wordt in de fabriek op de grootste
meetbereikeindwaarde ingesteld, indien geen klantenwens
doorgegeven werd. Ideaal geschikt zijn
meetbereikeindwaarden die overeenkomen met een
stromingssnelheid van 2 tot 3 m/s. Daartoe stelt u eerst de
eenheid Q
(b.v. m
/h of l/s) in het menu-item "Eenheid" in
3
max
en vervolgens de eindwaarde van het meetbereik in het
menu-item "Q
". De kleinst en grootst mogelijk instelbare
max
meetbereikeindwaarden vindt u in de tabel Nominale
grootte, nominale druk, meetbereik op pagina 23.
2. Stroomuitgang (menu-item "Stroomuitgang")
Kies hier het gewenste stroombereik (0 tot 20 mA of 4 tot 20
mA)
3. Bij apparaten met veldbus moet het busadres worden
ingesteld (menu-item "Interface"").
4. Impulsuitgang (menu-item "Impuls" en menu-item "Eenheid")
Om het aantal impulsen per volume-eenheid in te stellen
moet eerst in het menu-item "Eenheid" de maateenheid van
3
de teller (bijv. m
of l) worden gekozen. Daarna moet in het
menu-item "Impulsuitgang" het aantal impulsen worden
ingevoerd.
5. Impulsbreedte (menu-item "Impulsuitgang")
Voor de externen bewerking van de telimpulsen die aanwezig
zijn op de klemmen 51 en 52 kan de impulsbreedte tussen
0,1 ms en 2000 ms worden ingesteld.
294
6. Nulpunt van het systeem (menupunt "Syst.-Adjust")
" en menu-item
max
7. Detector lege buis
8. Verdere diagnosefuncties
Aanwijzing
Indien het debietdisplay na de inbedrijfstelling van het
meetsysteem de verkeerde debietrichting aangeeft, b.v. retour in
plaats van de aanvoer, moet dit gecorrigeerd worden in het
"Operating mode submenu" van de meetomvormer.
Om dit te doen, schakelt u eerst de programmeerbeveiliging uit
("Prog. niveau"  "Specialist"). Kies dan in "Submenu
bedijfsmodus" de parameter "Richting" en kies "Invers" in plaats
van "Normaal". Activeer tenslotte de programmeerbeveiliging
weer door "Prog. niveau"  "Vergrendeld" te kiezen.
Bij de inbedrijfstelling van een voorganger-
meetwaardeopnemer of bij het testen van het systeem, kan
het nulpunt van het systeem op de meetomvormer ingesteld
worden na de opwarmfase. Daartoe moet de vloeistof in de
meetwaardeopnemer tot absolute stilstand gebracht
worden. De meetbuis moet gegarandeerd gevuld zijn. Nu kan
de afstelling handmatig of automatisch bij de meetomvormer
gebeuren met behulp van de parameter "Systeem nul". Kies
parameter met ENTER, roep b.v. "automatisch" op met de
pijltjestoetsen en begin met ENTER-toets. De afstelling duurt
ongeveer 60 seconden en moet binnen een bereik van ± 10 %
liggen. Als de vastgestelde waarde buiten het bereik ligt,
wordt er geen aanpassing gemaakt. Als alternatief kan de
afstelling ook worden uitgevoerd via de externe
schakelaaringang / Ext. Sys. nulpunt (zie de
parameterbeschrijving in de gebruiksaanwijzing).
(menu-onderdeel "Detector l. buis"), voor apparaten vanaf
nominale breedte DN 10 en/of zonder versterker.
Als de DLR-stand "Standaard" gekozen is, is het niet nodig ter
plaatse een afstelling uit te voeren. De meetomvormer werkt
met standaard instelgegevens. Als de functie niet goed wordt
uitgevoerd, moet ter plaatse met het medium een nieuwe
afstelling worden uitgevoerd. Deze afstelling kan worden
uitgevoerd met een volle meetbuis of met een lege meetbuis.
Om de gelijkstroomweerstand of de spoeltemperatuur te
bepalen, moet de lengte van de signaalkabel ingevoerd
worden. Om de functies elektrodenspanning,
elektrodenbalans en elektrodenconditie te kunnen gebruiken,
is een afstelling van het nulpunt van de elektrode
noodzakelijk. (submenu diagnose/afstelling, zie de
parameterbeschrijving in de gebruiksaanwijzing) of
Aanvullende opmerkingen over het gebruik van de
uitgebreide diagnosefuncties in de gebruiksaanwijzing.

Publicidad

loading