Optie
KIES FUNCTIE
TRANS.INSTEL.
FAALVEILIG
• ALARM functie (zie
Optie
LAAG ALARM
HOOG ALARM
HYST.LAAG
HYST.HOOG
VERTRAGING UIT
VERTRAGING AAN Stelt een vertragingstijd voor het relais in om in te schakelen.
218 Nederlands
Beschrijving
ALARM (standaard): zet het relais aan wanneer de meetwaarde hoger is dan de
hoge alarmwaarde of lager dan de lage alarmwaarde. DOSERING: zet het relais aan
als een meetwaarde hoger (of lager) is dan de instelwaarde. BELUCHTING: schakelt
het relais in en uit als een proceswaarde een bovenste of onderste limiet bereikt.
ROOSTER: zet het relais aan op geselecteerde tijden, ongeacht de meetwaarde.
WAARSCHUWING: zet het relais aan als er een waarschuwing of een storing is.
PROCESGEBEURTENIS: zet het relais aan wanneer de analyser een geselecteerde
handeling uitvoert.
Stelt het relais in op actief (aan) of inactief (uit) wanneer er een fout optreedt als de
ERROR STOPMODUS is ingesteld op VERPLAATSUITVOER. De
standaardinstelling is UIT (inactief). Raadpleeg
op pagina 224.
JA: zet de normale staat voor de relais op actief (aan). NEE: zet de normale staat
voor de relais op inactief (uit).
Afbeelding
5)
Beschrijving
Stelt de waarde in waarop het relais geactiveerd wordt als reactie op een afnemende
meetwaarde. Als bijvoorbeeld het lage alarm is ingesteld op 1,0 en de meetwaarde
daalt tot 0,9, dan wordt het relais geactiveerd.
Stelt de waarde in waarop het relais geactiveerd wordt als reactie op een toenemende
meetwaarde. Als bijvoorbeeld het hoge alarm is ingesteld op 1,0 en de meetwaarde
stijgt tot 1,1, dan wordt het relais geactiveerd.
Stelt het bereik in waarbinnen het relais actief blijft nadat de meetwaarde stijgt tot
boven de waarde van het lage alarm. Bijvoorbeeld, als het lage alarm is ingesteld op
1,0 en de lage hysterese staat ingesteld op 0,5, dan blijft het relais aan tussen 1,0 en
1,5.
Stelt het bereik in waarbinnen het relais actief blijft nadat de meetwaarde daalt tot
onder de waarde van het hoge alarm. Bijvoorbeeld, als het hoge alarm is ingesteld op
4,0 en de hoge hysterese staat ingesteld op 0,5, dan blijft het relais aan tussen 3,5 en
4,0.
Stelt een vertragingstijd voor het relais in om uit te schakelen.
Hold-modus voor fouten instellen