Basisopbouw TT
Benodigde materialen: goniometer 662M4, meetapparaat voor de hakhoogte 743S12,
50:50-mal 743A80, opbouwapparaat (bijv. L.A.S.A.R. Assembly 743L200 of PROS.A. Assembly
743A200)
Monteer de prothesecomponenten in het opbouwapparaat en lijn ze uit volgens de onderstaan
de aanwijzingen:
Hakhoogte: effectieve hakhoogte (hakhoogte schoen – zooldikte voorvoetgedeelte)
+ 5 mm
Sagittale uitlijning: opbouwlijn op de a–p-markeringen van de voetovertrek (zie
afb. 4)
Frontale uitlijning: opbouwlijn op de m–l-markeringen van de voetovertrek (zie
afb. 4)
Verbind de prothesevoet en de prothesekoker met de gekozen adapters. Neem hierbij
de gebruiksaanwijzingen van de adapters in acht.
Sagittale uitlijning:
bepaal met de 50:50-mal het midden van de prothesekoker. Positioneer de prothese
koker zo, dat de opbouwlijn zich in het midden van de koker bevindt.
Kokerflexie: individuele stompflexie + 5°
Let op de abductie- of adductiestand.
Basisopbouw TF
► Neem ook de informatie uit de gebruiksaanwijzing bij het kniescharnier in acht.
5.2.3 Statische opbouw
•
Ottobock adviseert om de opbouw van de prothese met behulp van de L.A.S.A.R. Posture te
controleren en indien nodig aan te passen.
Indien nodig kunnen de opbouwadviezen (Modulaire TF-beenprothesen: 646F219*, Modulai
•
re TT-beenprothesen: 646F336*) bij Ottobock worden aangevraagd.
5.2.4 Kokeraansluiting monteren (alleen Harmony)
1) Monteer de kokeraansluiting 2R117 zoals beschreven in de gebruiksaanwijzing.
2) Kort de slang van de kokeraansluiting in tot de optimale lengte en verbind de slang met de
vacuümpomp (zie afb. 7, zie afb. 8).
5.2.5 Dynamische afstelling tijdens het passen
•
Pas de opbouw van de prothese in het frontale vlak en het sagittale vlak aan (bijv. door veran
dering van de hoek of door verschuiving), zodat een optimale stapafwikkeling gewaarborgd is.
TT-prothesen: zorg voor een fysiologische beweging van de knie in het sagittale en frontale
•
vlak bij het overbrengen van het gewicht na het neerzetten van de hiel. Een beweging van het
kniegewricht naar mediaal moet worden vermeden. Als het kniegewricht in de eerste helft van
de standfase naar mediaal beweegt, breng de prothesevoet dan verder naar mediaal. Als de
beweging naar mediaal plaatsvindt in de tweede helft van de standfase, verminder dan de
exorotatie van de prothesevoet.
•
Na beëindiging van de dynamische afstelling en de loopoefeningen moet u de adapterbe
scherming van de prothesevoet verwijderen.
5.2.5.1 Hielkarakteristiek optimaliseren
Het gedrag van de prothesevoet bij het neerzetten van de hiel en bij contact van de hiel tijdens de
middelste standfase kan worden aangepast door vervanging van de hielwig. Bij de prothesevoet
worden 3 hielwiggen geleverd.
Schematisch overzicht van de basisopbouw
77