5.1 Opbouw
5.1.1 Basisopbouw
Basisopbouw TT
Schematisch overzicht van de basisopbouw
Benodigde materialen: goniometer 662M4, meetapparaat voor de
hakhoogte 743S12, 50:50-mal 743A80, opbouwapparaat
(bijv. L.A.S.A.R. Assembly 743L200 of PROS.A. Assembly
743A200)
Monteer de prothesecomponenten en lijn ze uit in het opbouwappa
raat zoals hieronder aangegeven:
Sagittale vlak
Hakhoogte: effectieve hakhoogte (hakhoogte schoen –
zooldikte voorvoetgedeelte) + 5 mm
Exorotatie van de voet: ca. 5°
Verplaatsing van het midden van de prothesevoet naar voren
ten opzichte van de opbouwlijn: 30 mm
Verbind de prothesekoker met behulp van de gekozen adap
ters met de prothesevoet. Neem daarbij de gebruiksaanwij
zing van de adapters in acht.
Bepaal met de 50:50-mal het midden van de prothesekoker.
Positioneer de prothesekoker zo, dat de opbouwlijn zich in
het midden van de koker bevindt.
Kokerflexie: individuele stompflexie + 5°
Frontale vlak
Opbouwlijn prothesevoet: tussen grote teen en tweede
teen
Opbouwlijn prothesekoker: langs de laterale rand van de
patella
Let op de abductie- of adductiestand.
Basisopbouw TF
► Neem ook de informatie uit de gebruiksaanwijzing bij het knie
scharnier in acht.
32
5.1.2 Statische opbouw
•
Ottobock adviseert om de opbouw van de prothese met behulp
van de L.A.S.A.R. Posture te controleren en indien nodig aan te
passen.
•
Indien nodig kunnen de opbouwadviezen (Modulaire TF-beenpro
thesen: 646F219*, Modulaire TT-beenprothesen: 646F336*) bij
Ottobock worden aangevraagd.
5.1.3 Dynamische afstelling tijdens het passen
•
Pas de opbouw van de prothese in het frontale vlak en het sagitta
le vlak aan (bijv. door verandering van de hoek of door verschui
ving), zodat een optimale stapafwikkeling gewaarborgd is.
TT-prothesen: zorg voor een fysiologische beweging van de knie
•
in het sagittale en frontale vlak bij het overbrengen van het
gewicht na het neerzetten van de hiel. Een beweging van het knie
gewricht naar mediaal moet worden vermeden. Als het kniege
wricht in de eerste helft van de standfase naar mediaal beweegt,
breng de prothesevoet dan verder naar mediaal. Als de beweging
naar mediaal plaatsvindt in de tweede helft van de standfase, ver
minder dan de exorotatie van de prothesevoet.
•
Na beëindiging van de dynamische afstelling en de loopoefenin
gen moet u de adapterbescherming van de prothesevoet verwij
deren.
5.2 Optioneel: schuimstofovertrek monteren
De schuimstofovertrek zit tussen de prothesekoker en de prothese
voet. Deze wordt wat langer gesneden om de bewegingen van de pro
thesevoet en het prothesekniescharnier te kunnen compenseren. Bij
het buigen van het prothesekniescharnier wordt de schuimstofovertrek
posterior samengedrukt en anterior uitgerekt. Om de levensduur te
verhogen, moet de schuimovertrek zo min mogelijk worden gerekt.
Aan de prothesevoet bevindt zich een verbindingselement (bijv. ver
bindingsplaat, verbindingskap, aansluitkap).