1
Algemeen
Doel van het document
1.1
Deze bedienings- en installatiehandleiding maakt deel uit
van het product en bevat informatie voor de gebruiker
om het Webasto Pure laadstation veilig te kunnen bedie-
nen en voor de elektricien om het veilig te kunnen instal-
leren.
1.2
Omgang met dit document
Lees de bedienings- en installatiehandleiding vóór de
u
installatie en inbedrijfname van de Webasto Pure.
Bewaar deze handleiding binnen handbereik.
u
Geef deze handleiding door aan een volgende eige-
u
naar of gebruiker van het laadstation.
AANWIJZING
We wijzen erop dat voor een vakkundige installatie de in-
stallateur een installatieprotocol moet opstellen. Daar-
naast verzoeken wij u onze Checklist voor de installatie
van het Webasto laadstation in te vullen.
AANWIJZING
Personen met partiële kleurenblindheid hebben ondersteu-
ning nodig bij de toewijzing van alle foutmeldingen.
Reglementair gebruik
1.3
Het Webasto Pure laadstation is geschikt voor het laden
van elektrische en hybride voertuigen conform IEC
61851-1, laadmodus 3. In deze laadmodus zorgt het
laadstation voor het volgende:
– de spanning pas wordt ingeschakeld als het voertuig
correct is aangesloten;
– de maximale stroomsterkte is afgesteld.
1.4
Gebruik van symbolen en accentueringen
GEVAAR
Het signaalwoord duidt een gevaar met een hoge risico-
graad aan dat, als het niet wordt vermeden, de dood of
ernstig letsel tot gevolg heeft.
OI II Webasto Pure
WAARSCHUWING
Het signaalwoord duidt een gevaar met een middelhoge
risicograad aan dat, als het niet wordt vermeden, gering
of matig letsel tot gevolg kan hebben.
AANWIJZING
Het signaalwoord duidt een technische bijzonderheid aan
of (bij veronachtzaming) mogelijke schade aan het pro-
duct.
ü Voorwaarde voor de volgende handelingsaanwijzing
Handelingsaanwijzing
u
VOORZICHTIG
Het signaalwoord duidt een gevaar met een lage risico-
graad aan dat, als het niet wordt vermeden, gering of ma-
tig letsel tot gevolg kan hebben.
1.5
Garantie en aansprakelijkheid
Webasto is niet aansprakelijk voor gebreken en schade
die terug te leiden zijn naar de niet-inachtneming van
montage- en bedieningshandleidingen. Deze aansprake-
lijkheidsuitsluiting geldt in het bijzonder voor:
– Ondeskundig gebruik
– Reparaties door een niet door Webasto gemachtigde
elektricien
– Gebruik van niet-originele reserveonderdelen
– Verbouwing van het apparaat zonder toestemming
van Webasto.
– Installatie en inbedrijfname door ongekwalificeerd per-
soneel (geen elektricien).
– Niet-vakkundige verwijdering na buitenbedrijfstelling
2
Veiligheid
2.1
Algemeen
Het laadstation is conform de relevante veiligheidsbepa-
lingen en milieuvoorschriften ontwikkeld, gefabriceerd,
getest en gedocumenteerd. Gebruik het apparaat uitslui-
tend in een technisch perfecte staat.
Storingen die een nadelige invloed hebben op de veilig-
heid van personen of het apparaat moeten direct door
een elektricien worden verholpen conform de nationaal
geldende regels.
AANWIJZING
Het kan voorkomen dat de signalering in het voertuig af-
wijkt van deze beschrijving. Daarvoor moet altijd de ge-
bruiksaanwijzing van de betreffende voertuigfabrikant
worden gelezen en in acht worden genomen.
2.2
Algemene veiligheidsaanwijzingen
– Gevaarlijk hoge spanningen in het apparaat.
– Het laadstation heeft geen eigen netschakelaar.
De beveiligingsinrichtingen die in het elektriciteits-
net zijn geïnstalleerd, dienen ook voor de loskop-
peling van het elektriciteitsnet.
– Controleer het laadstation voor gebruik op opti-
sche schade. Gebruik het laadstation niet als het
beschadigd is.
– De installatie, elektrische aansluiting en inbedrijf-
name van het laadstation mogen uitsluitend door
een elektricien worden uitgevoerd.
– Verwijder de afdekking van het installatiegebied
niet tijdens het gebruik.
– Verwijder markeringen, waarschuwingssymbolen
en typeplaatje niet van het laadstation.
– De laadkabel mag uitsluitend door een elektricien
volgens de instructie worden vervangen.
– Het is ten strengste verboden om andere appara-
ten op het laadstation aan te sluiten.
– Als de laadkabel niet wordt gebruikt, bewaar deze
dan in de daarvoor bestemde houder en zet de
laadkoppeling vast in het laadstation. Leg de laad-
kabel losjes om de behuizing, zodat deze de vloer
niet raakt.
– Let erop dat de laadkabel en laadkoppeling zijn
beschermd tegen overreden worden, ingeklemd
raken en andere mechanische risico's.
– Als het laadstation, de laadkabel of de laadkoppe-
ling beschadigd is, stel dan direct het servicecenter
op de hoogte. Gebruik het laadstation niet meer.
– Bescherm de laadkabel en -koppeling tegen con-
tact met externe warmtebronnen, water, vuil en
chemicaliën.
NL
221