– De correcte aansluiting van het laadstation moet
vóór de inbedrijfname door de elektricien wor-
den gecontroleerd.
– Controleer de laadkabel, laadkoppeling en het
laadstation vóór de inbedrijfname van het laad-
station op optische beschadigingen. Het is niet
toegestaan om een beschadigd laadstation of
een laadstation met beschadigde laadkabel/laad-
koppeling in gebruik te nemen.
Apparaatbeschrijving
3
Afb. 1
Bij het in deze bedienings- en installatiehandleiding be-
schreven laadstation gaat het om de Webasto Pure. De
precieze apparaatbeschrijving overeenkomstig het mate-
riaalnummer, dat bestaat uit zeven cijfers en één letter, is
op het typeplaatje van het laadstation vermeld.
Besturingsleiding (Control Pilot)
3.1
Afb. 2
In de laadkabel bevindt zich naast de energieleidingen
ook een dataleiding die als CP (Control Pilot)-leiding
wordt aangeduid. Deze leiding (zwart-wit) wordt op de
aansluiting CP in de push-in-klem geplaatst. Het betreft
de montage van de originele laadkabel en ook de vervan-
ging van de laadkabel.
Bediening
4
4.1
Overzicht
Afb. 3
Legenda
1 Led-indicatie
4 Sleutelschakelaar, toe-
gankelijk vanaf de on-
derkant
2 Houder voor de laadka-
5 Installatieafdekking
bel
OI II Webasto Pure
3 Houder van de laadkop-
peling
4.2
Led-indicaties
4.2.1
Led-bedrijfsindicatie
Afb. 4
Bedrijfsin-
Beschrijving
dicatie
De led brandt niet:
N1
het laadstation is uit.
Het witte looplicht gaat omhoog / omlaag:
N2
het laadstation wordt opgestart.
De led brandt continu groen:
N3
Het laadstation staat in stand-by.
De led knippert blauw:
N4
het laadstation wordt gebruikt, het voertuig
laadt op.
Het blauwe looplicht gaat omhoog / om-
N5
laag:
de laadkoppeling op het voertuig aangeslo-
ten, het laadproces onderbroken.
Het groene looplicht gaat omhoog / omlaag:
N6
het laadstation is in bedrijf, maar is via de
sleutelschakelaar geblokkeerd.
Het oranje looplicht gaat omhoog / omlaag:
N7
het laadproces door netbeheerder onderbro-
ken.
4.2.2
Led-foutindicatie
Afb. 5
Foutindi-
Beschrijving
catie
De led brandt groen, geel knippert erdoor-
F1
heen:
Foutindi-
Beschrijving
catie
het laadstation is erg warm geworden en
laadt het voertuig met verminderd vermogen
op. Na een afkoelfase zet het laadstation het
normale laadproces voort.
De led brandt continu geel en er klink een
F2
akoestisch signaal gedurende 0,5 seconde:
te hoge temperatuur.
Na een afkoelfase zet het laadstation het nor-
male laadproces voort.
De led brandt groen, rood knippert erdoor-
F3
heen en er klinkt een akoestisch signaal gedu-
rende 0,5 seconde:
er is een installatiefout in de aansluiting van
het laadstation, de fasebewaking is actief, het
laadstation laadt met verminderd vermogen.
Controle van het draaiveld door een elek-
u
tricien. Voorwaarde rechtsom draaiend
veld.
De led knippert om de 2 seconden gedurende
F4
1 seconde rood en er klinkt een akoestisch
signaal gedurende 0,5 seconde. Daarna met
pauze van 1 seconde een akoestisch signaal
gedurende 5 seconden:
het voertuig veroorzaakt een fout.
u
Sluit het voertuig opnieuw aan
De led knippert in een interval van 0,5 secon-
F5
de en 3 seconden gedurende 0,5 seconde
rood. Er klinkt een akoestisch signaal gedu-
rende 0,5 seconde:
de voedingsspanning bevindt zich buiten het
geldige bereik van 180 V tot 270 V. Zie details
in hoofdstuk 8.3, "Installatie" op pagina 226
u
Controle door een elektricien.
De led brandt continu rood en er klinkt een
F6
akoestisch signaal gedurende 0,5 seconde.
Daarna met pauze van 1 seconde een akoes-
tisch signaal gedurende 5 seconden:
er is een probleem met de spanningsbewa-
king of systeembewaking.
NL
223