MONTAGE IN GROEP / ZIE PAR. IL-
LUSTRATIES - REF. d)
Verwijder de knoppen en draai de
schroeven voor de bevestiging van
het dashboard op beide apparaten los
(det. F).
Ontvlambare wanden / De mini-
male afstand van de apparatuur
tot de zijwanden moet 10 cm
zijn en tot de achterwand moet dit 20
cm zijn. Als deze afstand minder be-
draagt, dan moet u de wanden tegen
de apparatuur isoleren met brandwe-
rende en/of isolerende behandelingen.
Installeer de machines zodat elk
onopzettelijk contact met hete
oppervlakken uitgesloten is, in-
clusief contact met hete verbrandings-
gassen die uit de schoorsteen komen
(zie identificatie met pictogram Hoge
temperaturen en beschrijving pg.2),
voor personen die in de werkomgeving
voorbijkomen en/of er werkzaamhe-
AANSLUITING OP DE ENERGIEBRONNEN
Zie "Algemene informatie voor
de veiligheid" vooraleer de
handelingen uit te voeren.
Deze handelingen moeten wor-
den uitgevoerd door gekwalifi-
ceerde en bevoegde techni-
sche operatoren, in overeenkomst
met de geldende betreffende wetten
en met gebruik van geschikt en be-
schreven materialen
Over het algemeen de appara-
tuur wordt geleverd zonder
netsnoeren en zonder buizen
voor de aansluiting op de
gasvoorzieningen en de afvoerv
AANSLUITING
OP DE WATERVOORZIENING /
ZIE PAR. ILLUSTRATIES - REFE-
RENTIE e)
DEZE HANDLEIDING IS EIGENDOM VAN DE FABRIKANT EN ELKE, OOK GEDEELTELIJKE, REPRODUCTIE IS VERBODEN.
PLAATSING EN VERPLAATSING
den uitvoeren.
Plaats de apparaten zo dat de zij-
kanten perfect aansluiten (det. G).
Nivelleer de apparaten zoals eerder
beschreven (detail E). Verwijder de
beschermdoppen (det. H2).
Plaats de schroeven in hun zittingen
en blokkeer de twee structuren met de
borgmoeren (det. H1-H3).
Plaats de beschermdoppen terug tus-
sen de apparaten (det. H2).
INVOEGEN WERKSTATION
(OPTIONEEL) ZIE PAR. ILL - REF. d)
Voor het invoegen moet het werksta-
tion gepositioneerd en bevestigd wor-
den met de meegeleverde schroeven
(detail L1).
Na het voltooien van de beschreven
handelingen moeten de instrumen-
tenborden en de knoppen van de ver-
schillende apparaten in hun zittingen
worden teruggeplaatst.
de plaatselijke voorschriften die
van kracht zijn. Ze moeten regelma-
tig door bevoegd technisch perso-
neel geïnspecteerd en/of vervan-
gen worden in naleving van de
plaatselijke voorschriften inzake
conformiteit die van kracht zijn
ì
Voor een correcte installatie is het van
essentieel belang dat:
1. De apparatuur gevoed wordt met
drinkwater met een werkdruk
water- en
van minimum 200 kPa tot een maxi-
mum van 400 kPa,
met een minimaal vermogen van 1,5 l/
min en bestand tegen
een temperatuur beneden de 25°.
2. De inlaatbuis van het water verbon-
den is met de watervoorziening door
- 11 -
De
wateraansluiting
geïnstalleerd worden volgens
de norm EN 1717 en volgens
3.
NL
4.
moet