3487ALead_CH.fm 5/13/04 3:14 pm
UC200xxxxxx NL
4 x 8 inches (101 mm x 203 mm)
Peroperatieve proefstimulatie
Let op: Voorkom abrupte veranderingen in de stimulatie, die door
#
sommige patiënten als onaangenaam worden beschreven (schokken)
door:
de parameters boven de perceptiedrempel (de amplitude waarbij de
■
patiënt voor het eerst paresthesie ervaart) in kleine stapjes te
wijzigen;
■
de amplitude tot 0,0 V te verlagen alvorens:
– de polariteit van de elektroden te veranderen;
– de proefstimulatiekabel op de proefstimulator aan te sluiten;
– de neurostimulator of proefstimulator aan te zetten.
1. Nadat de proefstimulatiekabel is aangesloten op de geïmplanteerde
geleidingsdraad, brengt u de plug buiten het steriele veld.
Opmerking: Bij het testen van twee geleidingsdraden dient u de
proefstimulatiekabels van geleidingsdraad 1 en geleidingsdraad 2 te
merken, om te voorkomen dat ze in de verkeerde contactbus van de
proefstimulator worden gestoken.
2. Controleer eerst of de proefstimulator op OFF (uit) staat en steek dan de
plug van de proefstimulatiekabel in de juiste contactbus van de
proefstimulator.
Waarschuwing: Zorg dat er geen spanning op proefstimulatiekabel
w
staat. Als deze te strak zit, kunnen bij tractie de percutane
onderdelen van hun plaats raken.
3. Stel de optimale stimulatieparameters vast, beginnend bij een pulsbreedte
van 210 – 240 µs en een frequentie van 30 Hz.
Opmerking: Zorg dat de patiënt onmiddellijk feedback kan geven.
4. Voer de amplitude op, beginnend bij 0,0 V, terwijl u de patiënt gesloten (ja/
nee) vragen stelt om de perceptiedrempel (de amplitude waarbij de
patiënt paresthesie begint te ervaren), de ongemakdrempel (de amplitude
waarbij de paresthesie ondraaglijk wordt voor de patiënt) en de
paresthesiedekking te bepalen.
Opmerking: Als geen afdoende paresthesiedekking wordt verkregen,
wijzig dan de instellingen van de elektroden alvorens de geleidingsdraad
opnieuw te positioneren, om zo de verplaatsingsrichting van de
geleidingsdraad te bepalen.
5. Als er twee geleidingsdraden zijn geplaatst, herhaal dan stap 1-4 voor de
tweede geleidingsdraad; optimaliseer de paresthesiedekking met behulp
van beide geleidingsdraden.
6. Noteer in de status van de patiënt de positie van de geleidingsdraad die
de juiste stimulatiedekking geeft (d.w.z. noteer de instellingen en de
respons van de patiënt en voeg een röntgenbeeld van de uiteindelijke
positie van de geleidingsdraad bij).
7. Koppel de proefstimulatiekabel los van de geleidingsdraad. Laat de
proefstimulatiekabel binnen het steriele veld voor verdere parametertests
voorafgaand aan de sluiting van de wond.
Let op: Trek niet rechtstreeks aan de kabel als u de connector los
#
wilt maken, aangezien dit kan leiden tot draadbreuk en
intermitterende stimulatie of stimulatieverlies.
64 Nederlands
3487A, 3887, 3888 2004-05
198855002
Rev A
Medtronic Confidential
NeuroLdExt_R01