gereinigd worden en moeten alle
resten verwijderd worden.
Na het onderhoud moeten de verwij-
derde rookgasdoorvoeren weer op de
originele plaats teruggebracht worden.
3.3.2 Beschermingsanode
van de boiler (fig. 8)
Magnesiumanode dient vaak te wor-
den gecontroleerd en zo nodig te wor-
den vervangen.
Om bij de anode te kunnen komen
moet de inspectieflens voor de contro-
74
le en de reiniging verwijderd worden.
3.3.3
Demontage van de mantel
Om de ketel makkelijk te kunnen onder-
houden kan de mantel volledig gede-
monteerd worden waarbij u de nume-
rieke volgorde die op fig. 9.
3.3.4 Storingen in de werking
Hieronder worden enkele oorzaken en
de mogelijke oplossingen opgesomd
van een aantal storingen die eventueel
kunnen optreden en die aanleiding kun-
nen geven tot het niet of niet goed
functioneren van de ketel.
Een storing in de werking zorgt er in de
meeste gevallen voor dat het waar-
schuwingslampje van de besturings- en
controleautomaat dat op een blokke-
ring duidt, gaat branden.
Als dit waarschuwingslampje gaat
branden, kan de brander pas weer
functioneren nadat de ontgrendelknop
volledig ingedrukt is; als u dit gedaan
heeft en de normale ontsteking weer
plaatsvindt, kan de blokkering van de
brander aan een onschuldige storing
van voorbijgaande aard worden toege-
Fig. 8