Biopsieklep 6b
De biopsieklep is aangesloten op de ingang van het werkkanaal, zodat endotherapeutische
instrumenten kunnen worden ingebracht of spuiten kunnen worden bevestigd.
De dop van de biopsieklep kan worden losgemaakt om het inbrengen van een endotherapeutisch
instrument of accessoire in de poort van het instrumentkanaal te vergemakkelijken.
Als u geen endotherapeutisch instrument of accessoire gebruikt, moet u de dop altijd op de
biopsieklep bevestigen om lekkage en het spuiten van vloeistoffen uit de open biopsieklep te
voorkomen of het afzuigvermogen te verminderen.
Buisaansluiting 6c
De buisaansluiting kan worden gebruikt om tijdens het intuberen een ETT met een ISO-connector
te bevestigen.
De endoscoop inbrengen 7a
Smeer het inbrengsnoer in met een medisch glijmiddel op waterbasis voordat de endoscoop
bij de patiënt wordt ingebracht. Als het beeld van de endoscoop onduidelijk wordt, kan de
distale tip worden gereinigd door deze voorzichtig tegen de slijmvlieswand te wrijven of door
de endoscoop terug te trekken en de tip te reinigen. Als de endoscoop oraal wordt ingebracht,
raden wij u aan een mondstuk te gebruiken om de patiënt te beschermen en te voorkomen
dat de endoscoop beschadigd raakt.
Vloeistoffen inbrengen 7b
Vloeistoffen kunnen via het werkkanaal worden geïnstilleerd door een injectiespuit aan
de biopsieklep te bevestigen. Als er een Luer Lock-injectiespuit wordt gebruikt, moet het
meegeleverde inbrengapparaat worden gebruikt. Breng de tip van de injectiespuit of het
inbrengapparaat volledig in de biopsieklep in (met of zonder de dop van de klep erop) en druk
op de zuiger om vloeistof te instilleren. Zorg dat u tijdens deze procedure geen afzuiging
toepast, omdat de ingedruppelde vloeistoffen dan in het afzuigverzamelsysteem komen.
Spoel het kanaal door met 2 ml lucht, zodat alle vloeistof uit het kanaal wordt gespoeld.
Afzuiging 7c
Als op de afzuigconnector een afzuigsysteem wordt aangesloten, kan afzuiging worden
toegepast door de afzuigknop met uw wijsvinger in te drukken. Als het inbrengapparaat en/of
een endoscopisch accessoire in het werkkanaal wordt geplaatst, neemt de afzuigcapaciteit af.
Voor een optimale afzuigcapaciteit wordt aanbevolen om het inbrengapparaat of de
injectiespuit tijdens het afzuigen volledig te verwijderen.
Endotherapeutische instrumenten of accessoires inbrengen 7d
Zorg altijd dat u de juiste maat endoscopische instrumenten kiest voor de endoscoop
(zie paragraaf 2.2). De maximale compatibele instrumentgrootte wordt aangegeven op de
poort van het werkkanaal. Controleer het endotherapeutische instrument voordat u het gebruikt.
Vervang het als het een afwijkende werking vertoont of er anders uitziet. Steek het instrument
in de biopsieklep en breng het voorzichtig via het werkkanaal naar binnen, totdat het op het
endoscoopbeeld te zien is.
Houd het endotherapeutische instrument vóór het inbrengen dicht bij de opening van de
biopsieklep en breng het met lichte korte stoten recht in de opening in om te voorkomen
dat het endotherapeutische instrument buigt of breekt. Het bijgesloten inbrengapparaat kan
worden gebruikt om het inbrengen van zeer zachte instrumenten, zoals zachte katheters en
beschermde monsterborstels, zo nodig te vergemakkelijken. Het gebruik van overmatige kracht
tijdens het inbrengen kan het endotherapeutische instrument beschadigen. Wanneer het
buigstuk van de endoscoop een grote hoek maakt en het inbrengen van het endotherapeutische
instrument moeilijk wordt, moet het buigstuk zo recht mogelijk worden gemaakt.
Open de tip van het endotherapeutische instrument niet en haal deze niet uit de huls terwijl
het instrument zich in het werkkanaal bevindt, omdat dit zowel het endotherapeutische
instrument als de endoscoop kan beschadigen.
219