Opmerking: De traceerlijn weerspiegelt de geschatte as
van de te lokaliseren leiding, maar wordt gewijzigd door
een graad van "vervorming" in de vorm van een variëren-
de waas of afname van de scherpte van de traceerlijn. De
scherpte van de traceerlijn zal afnemen naarmate de vervor-
ming in het te detecteren veld toeneemt. Het gaat van een
duidelijke lijn (geen vervorming), over een licht vervormde
lijn tot een vrij onscherpe lijn, met een brede, waasachtige
band van deeltjes, afhankelijk van de graad van vervor-
ming in het gedetecteerde veld. Ze vormt de best moge-
lijke berekening van de locatie en richting van de leiding
gecombineerd met de graad van vervorming gedetecteerd
door de omnidirectionele antennes van de ontvanger.
Wanneer de vervormingsrespons van de traceerlijn wordt uit-
geschakeld, zal er een afzonderlijke vervormingslijn worden
weergegeven. De vervormingslijn kan worden gebruikt voor
het analyseren van de vervorming wanneer ze niet op één
lijn licht met de traceerlijn. (De streepjeslijn kan ook afzon-
derlijk worden gedeactiveerd, waardoor er alleen nog een
traceerlijn wordt weergegeven zonder vervormingsrespons.)
Volgens de standaardinstelling is de vervormingsrespons ge-
activeerd in de traceerlijn. Dit integreert de door deze twee
lijnen verschafte informatie in één enkele, gemakkelijk te
lezen voorstelling, wat de SR-60 gemakkelijker maakt om te
gebruiken.
(Meer informatie over vervorming vindt u op pagina's 34 en 36.)
Opmerking: De displayelementen in de passieve traceermo-
dus zijn dezelfde als in de actieve traceermodus. De modus
wordt bepaald door het type van doel (sonde of leiding).
Bijvoorbeeld, wanneer men 512 Hz selecteert in het sonde-
modusonderdeel van het frequentiemenu, wordt de SR-60
in sondemodus gezet. (Een frequentie in meer dan één ca-
tegorie voorkomt, zoals 33 kHz, moet in de juiste categorie
worden geselecteerd.)
Displayelementen: sondemodus
Signaal-
sterkte
Figuur 6: Displayelementen: sondemodus
In de sondemodus bevat het display verschillende elementen
die uitsluitend dienen voor sondelokalisering.
Signaalsterkte – Sterkte van het signaal gedetec-
teerd door de onderste alzijdig gerichte antenne.
| | Leidingrichting – Geeft de richting van de leiding
waar de sonde zich in bevindt bij benadering weer.
waar van de sonde zich bevindt, wordt benaderd.
het veld van de sonde, loodrecht op de as van de polen.
(Zie pagina 28.)
Poolpictogram – Vertegenwoordigt de plaats
van een van de twee polen van het dipoolveld van de
sonde. (Zie pagina 28.)
zich vlakbij een pool bevindt.
Het gebruik van deze functies wordt beschreven in de hoofd-
stukken "Actieve leidingtracering", "Passieve leidingtracering" en
"Sondelokalisering".
Standaardfrequenties
Het hoofdfrequentiemenu bevat een groot aantal frequenties,
waarvan er slechts enkele "momenteel beschikbaar" zijn. Ze
worden "Currently Available" (momenteel beschikbaar) gemaakt
door ze aan te vinken in het hoofdfrequentiemenu.
De "momenteel beschikbare" frequenties, verschijnen op het
hoofdmenu wanneer de Menu-toets
Momenteel beschikbare frequenties kunnen worden aangevinkt
in het hoofdmenu, in welk geval ze zullen verschijnen bij ge-
bruik van de Frequentie-toets
in het hoofdmenu, zullen ze niet verschijnen bij gebruik van de
Frequentie-toets om de frequenties te overlopen.
Ridge Tool Company
SeekTech SR-60
Sondepictogram – Verschijnt wanneer de plaats
0-lijn – Vertegenwoordigt de middellijn van
Zoomring – Verschijnt wanneer de plaatsbepaler
wordt ingedrukt.
. Wanneer ze worden afgevinkt
Buis-
richting
Poolpictogram
Zoom-
ring:
0-lijn
Sondepictogram
209