De aansluiting op het elektriciteitsnet kan uitgevoerd worden met een vaste aansluiting of met een
beweegbare stekker en MOET voorzien zijn van een universele schakelaar in overeenstemming met
de geldende CEI EN voorschriften met een opening van de contacten van minstens 3 mm (beter
nog indien voorzien van zekeringen).
De correcte aansluiting op het aardsysteem is absoluut noodzakelijk om de veiligheid van
het apparaat te garanderen.
Legenda elektrisch schema (afb.12)
H2:
Watertemperatuurmeter
AIR:
Luchttemperatuurmeter
M1:
Ventilatormotor
M2:
Flapmotor
Yh:
Magneetklep water 230V -50Hz, max. 10W
Gr :
Contact ingang rooster
F1:
Zekering
5.1 - CONFIGURATIE
De elektronische kaart moet geconfigureerd zijn al naargelang het type installatie en op grond van bepaalde
voorkeuren voor de werking van de machine. De drie keuzeschakelaars J1, J2 en J3, aangeduid in afb. 14,
moeten ingesteld zijn zoals hierna beschreven wordt:
J1. ON: niet instelbaar
J1. OFF: voor apparaten zonder stralingspaneel: de verwarming vindt altijd plaats met geforceerde
luchtcirculatie, met ventilatie ook actief in de nachtmodus (met gereduceerde snelheid).
J2. ON: in de koelmodus blijft de ventilator ook gevoed bij het bereiken van de gewenste omgevings-
temperatuur.
J2. OFF: in de koelmodus wordt de ventilator gedeactiveerd bij het bereiken van de ingestelde tempe-
ratuur.
J3. ON: voor apparaten die geïnstalleerd moeten worden in systemen met 2 leidingen: de kaart is inge-
steld voor het beheer van een enkele waterklep voor de zomerwerking (koeling) en de winterwerking
(verwarming).
J3. OFF: voor apparaten die geïnstalleerd moeten worden in systemen met 4 leidingen: de kaart is
ingesteld voor het beheer van twee waterkleppen, een voor de zomerwerking (koeling) en een voor
de winterwerking (verwarming).
De drie keuzeschakelaars kunnen in alle mogelijke combinaties gezet worden omdat de respectieve
functies onafhankelijk van elkaar zijn.
Bij iedere hernieuwde inschakeling toont het display gedurende 5 seconden de codering die overeenkomt
met de instelling van de interne keuzeschakelaars:
D1
C0
J1
OFF
J2
OFF
J3
OFF
5.1.a - Ingang aanwezigheidscontact
Het potentiaalvrije contact van een eventuele aanwezigheidssensor (niet bijgeleverd) kan worden aangesloten
op de aansluitklemmen "A" en "B" (afb. 12). Het apparaat wordt gedeactiveerd als dit contact sluit (in de
fabriek is deze functie ingesteld op stand-by).
Op aanvraag van de klant kan deze functie in de fabriek of door een erkend servicecentrum worden aangepast,
zodat de geselecteerde omgevingstemperatuur bij het sluiten van het contact automatisch wordt verhoogd
(bij het koelen) of verlaagd (bij het verwarmen) met een specifieke waarde "Economy-functie".
Controleer om deze functie te gebruiken of de aansluitklemmen "A" en "B" verbonden zijn met
connector "X8".
Het is niet mogelijk om de ingang parallel aan te sluiten op die van andere elektronische
kaarten; gebruik aparte contacten.
NL - 12
C1
C2
C3
OFF
OFF
OFF
OFF
ON
ON
ON
OFF
ON
L:
Fasegeleider
N:
Nulgeleider
S2:
Ingang aanwezigheidscontact
A:
Ingang aanwezigheidscontact of Modbus-lijn
B:
Ingang aanwezigheidscontact of Modbus-lijn
D1:
Display
C4
C5
ON
ON
OFF
OFF
OFF
ON
C6
C7
ON
ON
ON
ON
OFF
ON