6.3.2
Start met accusimulator
(indien voorzien)
1. Verwijder de mesbescherming (Afb. 1.K);
2. zorg ervoor dat het maaimechanisme
niet in aanraking komt met het terrein
of met andere voorwerpen;
3. plaats de accusimulator (Afb. 16.P) correct
in zijn zitting op de machine (Afb.16.A)
4. maak de aansluitkabel vast (Afb.16.O)
aan de accusimulator
5. selecteer de te activeren accu via
de schakelaar (Afb. 11.B)
6. druk op de veiligheidsknop
(Afb. 12.C, Afb. 13.C)
7. druk de versnellingsknop in (Afb. 12.A, Afb. 13
A);activeer gelijktijdig de versnellingshendel
(Afb. 12.A, Afb. 13.A) en de veiligheidshendel
van de versnelling (Afb. 12.B-M, Afb. 13.B-M).
6.4
HET WERK
OPMERKING Vooraleer de eerste keer te gaan
maaien, moet men vertrouwd raken met de meest ge-
paste maaitechnieken door het draagstel te passen, de
machine stevig vast te nemen en de handelingen uit te
voeren.
Doe als volgt om met de machine te werken:
– maak de machine steeds vast aan het draagstel
dat correct gedragen moet worden (par. 6.1.2).
– de machine moet altijd stevig met beide handen
vastgehouden worden, met de motor rechts van
het lichaam en de snijgroep onder gordelniveau.
OPMERKING Tijdens het werk, is de accu tegen vol-
ledige ontlading beschermd door een beschermings-
systeem dat de machine uitschakelt en de werking
ervan blokkeert.
OPMERKING De autonomie van de accu (en dus de
oppervlakte van de vegetatie die gesneden kan worden
alvorens de accu weer op te laden) wordt beïnvloed
door
verschillende factoren, beschreven in (par. 7.2.1).
OPMERKING De machine schakelt, indien inge-
schakeld, na een minuut van inactiviteit automatisch uit.
6.4.1
Werktechnieken
6.4.1.a
Draadhouder
Gebruik ALLEEN nylondraad. Het gebruik van
metalen draden, geplastificeerde metaaldraad of
draad die niet geschikt is voor de kop, kan ernstige
verwondingen veroorzaken.
a.
In beweging snijden (Maaien)
Ga met regelmatige pas te werk, met een boogbewe-
ging zoals bij traditioneel maaien, zonder de hoek van
de draadhouder tijdens het werk te veranderen (Afb.
17).
Probeer de juiste maaihoogte eerst uit in een kleine
zone, om een uniform maairesultaat te verkrijgen door
de draadhouder op een constante afstand van het
grondoppervlak te houden.
Voor zwaarder werk, kan het handig zijn de draadhou-
der ongeveer 30° naar links te laten hellen.
Doe dit niet wanneer voorwerp kunnen weg-
springen die personen of dieren kunnen verwon-
den of schade kunnen aanrichten.
b.
Precisiesnijden (Recht afsnijden)
Houd de machine lichtjes schuin zodat de onderkant
van de draadhouder niet in aanraking komt met het ter-
rein en de snijlijn zich op het gewenste punt bevindt,
waarbij het maaimechanisme altijd ver van de gebruiker
gehouden wordt.
c.
Maaien nabij omheiningen / funderingen
Nader met de draadhouder langzaam de omheining,
paaltjes, stenen, muren, enz. zonder kracht toe te pas-
sen (Afb. 18).
Wanneer de draad een omvangrijke hindernis raakt kan
hij breken of verslijten; wanneer hij blijft steken in een
omheining, kan hij bruusk afknakken.
In elk geval kan het snijden rond trottoirs, funderingen,
muren, enz. een overmatige slijtage van de draad ver-
oorzaken.
d.
Maaien rond bomen
Loop rond de boom van links naar rechts en nader de
stam langzaam om er niet met de draad tegen te ko-
men; houd de draadhouder een beetje naar voren (Afb.
19).
Hou er rekening mee dat de nylondraad kleine heesters
kan doorsnijden of beschadigen en dat het contact tus-
sen de nylondraad en de stam van heesters of bomen
met een zachte schors de plant ernstig kan beschadi-
gen.
6.4.1.b
Mes met 3 punten, 4 punten
Begin te maaien van boven de begroeiing en daal dan
af met het maaimes om de takken te snijden en ze in
kleine stukjes te verkleinen (Afb. 20).
6.4.2
Afstelling van de lengte van de draad van
de draadhouder tijdens het werk
Deze machine is uitgerust met een draadhouder met
automatische vrijgave van de draad.
NL - 13