• Gebruik geen agressieve reinigingsmiddelen of op-
losmiddelen om de plastic delen of de handgrepen
te reinigen.
• Houd, om risico voor ontbranding te verminderen, de
machine, en in het bijzonder de motor vrij van resten
gras, bladeren of teveel vet.
• Om oververhitting en schade aan de motor of aan
de accu te vermijden, moet men zich er steeds van
verzekeren dat de zuigroosters van de koellucht (Afb.
26) schoon en vrij van afval zijn.
• Gebruik geen waterstralen en vermijd de motor en de
elektrische onderdelen nat te maken.
7.4
MOEREN EN SCHROEVEN VOOR BEVESTI-
GING
• Houd de schroeven en moeren goed vastgedraaid,
om er zeker van te zijn dat de machine altijd veilig
werkt.
• Controleer regelmatig of de handgrepen stevig be-
vestigd zijn.
8. BUITENGEWOON ONDERHOUD
8.1
ONDERHOUD VAN HET MAAIMECHANISME
Tijdens het werken aan de maai-inrichting, dient men
erop te letten dat de maai-inrichting kan bewegen, ook
al is de accu uit zijn zitting verwijderd.
Op deze machine is het gebruik voorzien van maaime-
chanismen met de code die aangegeven is in de tabel
Technische Gegevens.
Gezien de ontwikkeling van het product, kunnen het
maaimechanismen aangegeven in de Technische Ge-
gevens in de loop van de tijd vervangen worden door
andere, met soortgelijke eigenschappen voor wat betreft
verwisselbaarheid en functionele veiligheid.
Raak de maai-inrichting niet aan totdat de accu
verwijderd is en de maai-inrichting volledig stil-
staat.
Let op! Gevaar voor letsel vanwege bewegen-
de delen!
8.1.1
Bijslijpen/uitbalanceren van het mes
Om veiligheidsredenen, raadt men aan het
slijpen en uitbalanceren door een gespecialiseerd
Centrum te laten uitvoeren, die over de geschikte
bevoegdheid en werktuigen beschikt om deze han-
deling uit te voeren, zonder risico het mes te be-
schadigen en het gebruik ervan onveilig te maken.
De messen kunnen aan weerszijden gebruikt worden.
Wanneer een zijde van de punten versleten is, kan het
mes omgedraaid worden om de andere zijde te gebrui-
ken.
Wanneer beide zijden van de punten versleten zijn,
moet men deze laten bijslijpen.
8.1.2
Vervanging van het mes
Het mes dient nooit gerepareerd te worden,
maar moet vervangen worden zodra eerste sporen
van breuk vastgesteld worden of de vijllimiet over-
schreden is:
Zie hst. 4.3 voor de verrichtingen voor de vervanging
8.1.3
Vervanging van de draad van de draad-
houder
1. Gebruik alleen draad met een doorsnede van 2 mm
en knip de nieuwe draad op de aangegeven lengte
af (Afb. 27.A).
2. Verdraai het knopje voor het opwikkelen (Afb. 28.A)
tot het referentieteken op het knopje (Afb. 29.B) op
één lijn is met het teken op de draadhouder (Afb.
29.C).
3. Steek een uiteinde van de draad (Afb. 29.D) in een
van de twee uitgangsopeningen en laat de draad er
langs de andere kant uitkomen.
4. Lijn de draden de uit de twee openingen komen ge-
lijkmatig uit.
5. Verdraai het knopje voor het opwikkelen (Afb. 28.A)
in de richting van de pijltjes om de draad op te wik-
kelen; laat ongeveer 150 mm uit beide openingen
steken (Afb. 28.B).
Indien er oude draad in de draadhouder gebleven is of
indien de draad in de draadhouder gebroken is, kan men
deze als volgt verwijderen:
1. druk op de lipjes aan de zijkanten van de draad-
houder, op het punt aangegeven met "PUSH" (Afb.
30.A), en haak het onderste deel van de draadhou-
der los (Afb. 30.B);
2. verwijder de draad die binnenin gebleven is;
3. herplaats de spoel (Afb. 31.A) in zijn zitting;
4. sluit de draadhouder door de lipjes (Afb. 31.B) vast
te haken in de daarvoor voorziene gleufjes (Afb.
31.C), en ze stevig aan te drukken tot u de "klik"
hoort die het onderste deel van de draadhouder
(Afb. 31.D) in zijn positie blokkeert.
8.2
BIJSLIJPEN VAN DE DRAADSNIJDER
1. Verwijder de draadsnijder (Afb. 7.A) uit de bescher-
ming van het maaimechanisme (Afb. 7.B), door de
schroeven (Afb. 7.C) los te draaien.
2. Zet de draadsnijder vast in een bankschroef en vijl
met behulp van een platte vijl. Zorg ervoor dat de
originele snijhoek behouden blijft.
NL - 16