• De kwaliteit van het bot moet voldoende zijn voor een
goede plaatsing van het hechtdraadanker.
• Breng geen veranderingen aan in het implantaat of de
instrumenten. Anders kan de werking nadelig worden
beïnvloed.
• Het postoperatieve bewegingsbereik dient door de arts
te worden bepaald.
• Na gebruik kan dit product een biorisico vormen en dient
het behandeld te worden volgens algemeen aanvaard
medisch protocol en de van toepassing zijnde plaatselijke
en landelijke vereisten.
Nevenwerkingen
• De bevestiging kan losraken of de hechtdraadankers
kunnen losgetrokken worden
• Milde ontstekingsreactie
• Reactie op lichaamsvreemd voorwerp
• Infectie, zowel diep als oppervlakkig
• Allergische reactie
Gebruiksaanwijzing
Voor het voorbereiden van de inbrengplaats en het in stand
houden van de axiale uitlijning tussen de inbrengplaats en
het OSTEORAPTOR ™ hechtdraadanker wordt het gebruik van
goedgekeurde Smith & Nephew instrumenten aanbevolen.
• Bij gebruik van OSTEORAPTOR hechtdraadankers van
2,3 mm dient u een Smith & Nephew in-line boorgeleider
van 2,3 mm, een obturator van 2,3 mm en een voor de
hechtdraadankers bestemd boortje te gebruiken om
de inbrengplaats voor te bereiden (elk onderdeel wordt
afzonderlijk verkocht).
• Bij gebruik van OSTEORAPTOR hechtdraadankers van
2,9 mm dient u een Smith & Nephew in-line boorgeleider
van 2,9 mm, een obturator van 2,9 mm en een voor de
hechtdraadankers bestemd boortje te gebruiken om
de inbrengplaats voor te bereiden (elk onderdeel wordt
afzonderlijk verkocht).
1. Gebruik de voor het hechtdraadanker geschikte maat
in-line boorgeleider en obturator en plaats de distale
punt van de geleider op het bot op de gewenste
implantatieplaats. U kunt de in-line boorgeleider plaatsen
met behulp van de gecanuleerde of niet-gecanuleerde
obturators. Verwijder de obturator.
2. Houd de in-line boorgeleider stevig op zijn plaats en
bereid de inbrengplaats voor met het juiste boortje
voor het hechtdraadanker:
a. De diepteaanslag op het boortje voor het
hechtdraadanker komt tegen het proximale
uiteinde van de in-line boorgeleider aan wanneer
de juiste diepte van het gat is bereikt.
b. Het brede kijkvenster in de in-line geleider kan
worden gebruikt om de juiste diepte van het gat te
meten door het boortje op te schuiven tot de zwarte
band op het boortje is uitgelijnd op het midden van
het brede kijkvenster.
3. Terwijl u de in-line boorgeleider stilhoudt, trekt u het
boortje al draaiende axiaal terug uit het gat in de
inbrengplaats.
4. Gebruik routinetechnieken voor steriel werken om het
desbetreffende hechtdraadanker met het daaraan
verbonden inbrenginstrument uit de verpakking te
verwijderen.
5. Houd het hechtdraadanker met behulp van de in-
line boorgeleider axiaal uitgelijnd op de geboorde
inbrengplaats. Breng het hechtdraadanker met het
inbrengapparaat in het proximale uiteinde van de in-line
boorgeleider in. Draai het inbrengapparaat zodat de
hechtdraad op de gewenste plaats komt. Duw en/of tik
het anker vervolgens in de inbrengplaats met behulp van
het inbrenginstrument. Blijf het anker/inbrengapparaat
erin duwen en/of tikken tot de aanbevolen inbrengdiepte
is bereikt. De laserdieptemarkeringen worden
gecentreerd in de distale vensters van de in-line geleider.
Hierdoor komt het hechtdraadanker op de juiste diepte
onder het oppervlak van het bot.
6. Maak het hechtdraadanker los van het inbrengapparaat:
a. Houd de handgreep stevig in de handpalm en trek
de vingergrepen naar achteren om met twee vingers
het opspanmechanisme van de hechtdraad terug te
trekken.
b. Houd het opspanmechanisme met de vingergrepen
in de achterste stand, terwijl u het inbrengapparaat
langzaam uit de inbrengplaats verwijdert tot de
punten van de hechtdraad zichtbaar worden. De
hechtdraad komt los en wordt tijdens het verwijderen
door het inbrengapparaat gevoerd.
Andere mogelijkheid:
a. Trek de vingergrepen naar achteren, wikkel met
uw vrije hand de hechtdraad af en laat dan de
vingergrepen los.
b. Verwijder het inbrengapparaat langzaam.
c. Pak, nadat het inbrengapparaat is verwijderd, met uw
vrije hand de hechtdraad onder het inbrengapparaat
vast om te controleren of de hechtdraad loskomt uit
het inbrengapparaat.
LET OP: Gebruik geen scherpe instrumenten om de
hechtdraad te manipuleren.
7. Gooi het inbrenginstrument weg.
OSTEORAPTOR™ hechtdraadanker
Gebruiksaanwijzing
Nederlands
29
10600388 Rev. E