2.
Controleer of de uitlaat van het insufflatie-/spoelventiel niet geblokkeerd is.
Als de opening geblokkeerd is, wordt er continu gas toegevoerd, wat pijn, bloe-
dingen, perforatie en/of gasembolie bij de patiënt kan veroorzaken.
3.
Voer vóór gebruik altijd een inspectie en een controle van de werking uit vol-
gens de hoofdstukken 4.1 en 4.4. Gebruik het apparaat niet als de aScope Gastro
of de verpakking ervan beschadigd is of als de functietest mislukt, omdat dit let-
sel of infectie bij de patiënt kan veroorzaken.
4.
De patiëntlekkagestromingen zijn mogelijk additief bij het gebruik van geactiveer-
de endoscopische accessoires. Gebruik geen geactiveerde endoscopische accessoi-
res die niet zijn geclassificeerd als toegepast onderdeel van 'type CF' of 'type BF'
volgens IEC 60601, omdat dit kan leiden tot een te hoge patiëntlekkagestroming.
5.
Voer geen procedures met hoogfrequente endoscopische accessoires uit als er
ontvlambare of explosieve gassen in het maagdarmkanaal van de patiënt aan-
wezig zijn, aangezien hierdoor ernstig letsel bij de patiënt kan ontstaan.
6.
Let altijd op het rechtstreekse endoscopische beeld wanneer u de aScope Gastro
inbrengt, terughaalt of bedient. Het niet opvolgen van deze instructie kan resul-
teren in letsel, bloeding en/of perforatie bij de patiënt.
7.
Zorg ervoor dat de insufflator niet is aangesloten op de hulpwaterinlaat, omdat
dit overmatige insufflatie kan veroorzaken, wat pijn, bloedingen, perforatie en/of
gasembolie bij de patiënt kan veroorzaken.
8.
Het distale uiteinde van de aScope Gastro kan door opwarming van de leds warm
worden. Vermijd langdurig contact tussen het distale uiteinde van de aScope Gastro
en het slijmvlies, aangezien langdurig contact slijmvliesletsel kan veroorzaken.
9.
De aScope Gastro mag niet worden ingebracht of teruggetrokken als er endoscopi-
sche accessoires uit het distale uiteinde van het werkkanaal steken, omdat dit letsel
bij de patiënt kan veroorzaken.
10. Als de biopsiedop niet wordt gebruikt of als de biopsieklep beschadigd is, kan
dit de werkzaamheid van het afzuigsysteem van de aScope Gastro verminderen
en kunnen er resten of vloeistoffen van de patiënt uit het systeem lekken of
spuiten, wat een risico op infectie inhoudt. Wanneer de klep niet is afgedicht,
plaatst u er een stuk steriel gaas overheen om lekkage te voorkomen.
11. Gebruik altijd gaas om het accessoirehulpmiddel door de biopsieklep te trekken,
aangezien er resten of vloeistoffen van de patiënt uit het systeem kunnen lekken
of spuiten, wat een risico op infectie inhoudt.
12. Draag tijdens de procedure altijd persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) om
u te beschermen tegen contact met mogelijk besmettelijk materiaal. Als u dit
niet doet, kan dit leiden tot besmetting, wat mogelijk kan leiden tot infecties.
13. Het gebruik van HF (hoge frequentie)-hulpmiddelen/elektrochirurgische appara-
tuur met de aScope Gastro kan het beeld op het weergaveapparaat verstoren,
wat letsel bij de patiënt kan veroorzaken. Probeer alternatieve instellingen op de
HF-generator met een lagere piekspanning om verstoring te verminderen.
14. Draagbare RF (radiofrequentie)-communicatieapparatuur (inclusief randappara-
tuur zoals antennekabels en externe antennes) dient niet dichter dan 30 cm
(12 inch) bij enig deel van de aScope Gastro en het weergaveapparaat te worden
gebruikt. Dit geldt ook voor door de fabrikant gespecificeerde kabels. Het niet in
acht nemen hiervan kan de prestaties van deze apparatuur aantasten, wat kan
leiden tot letsel bij de patiënt.
295