7. Verwijder 2 aftappluggen uit de vooras. Ge-
bruik hiervoor een 12 mm sleutel. Laat de olie
uit de vooras en de leidingen lopen. Zie afb. 22.
8. Controleer of de pakkingen op de 4 aftapplug-
gen van de vooras intact zijn. Zie afb. 22. Plaats
de pluggen terug. Aanhaalmoment: 15-17 Nm.
De olieaftapplug wordt beschadigd als
hij vaster dan 5 Nm wordt aangedraaid.
9. Controleer of de pakking op de olieaftapplug
van de achteras intact is. Zie afb. 21:V. Plaats
het in de achteras. Draai de olieaftapplug aan tot
5 Nm.
10.Trek de olie uit het onderste deel van het reser-
voir met behulp van een olieafscheider. Zie afb.
23.
11.Voer de olie volgens lokale voorschriften af.
5.6.3 Vullen
De motor mag nooit draaien als de ach-
terste koppelingshendel naar binnen is
geduwd en de voorste koppelingshendel
uitgetrokken is. Dit beschadigt de as-
borging.
1. Vul het oliereservoir met de nieuwe olie.
Als de motor binnen moet draaien,
dient u ervoor te zorgen dat uitlaatgas-
sen kunnen worden afgevoerd.
2. Controleer of de koppelingshendel van de ach-
teras uitgetrokken is.
3. Start de motor. Als de motor is gestart, schuift
de koppelingshendel van de vooras automatisch
naar binnen.
4. Trek de koppelingshendel van de vooras naar
buiten.
LET OP! De olie wordt zeer snel het systeem
ingezogen. Zorg dat het reservoir altijd vol
is. Zorg dat er geen lucht wordt ingezogen.
5. Zet het gaspedaal in de voorste stand door het te
blokkeren met een houten wig. Zie afb. 24. Vul
het oliereservoir handmatig met nieuwe olie.
6. Laat de motor een minuut in de stand vooruit
draaien.
7. Verwijder de houten wig en zet het gaspedaal in
de stand achteruit. Ga door met het bijvullen
van de olie.
8. Laat de motor een minuut in de stand achteruit
draaien.
9. Verander de rijrichting elke minuut, zoals hier-
boven is aangegeven, en ga door met het bijvul-
len van de olie tot het borrelen in het reservoir
stopt.
10.Zet de motor uit, plaats het kapje van het oliere-
servoir en sluit de motorkap.
11.Maak een proefritje van enkele minuten en pas
zonodig het olieniveau aan.
All manuals and user guides at all-guides.com
NEDERLANDS
5.7 RIEMTRANSMISSIES
Controleer na 5 werkuren of alle riemen intact en
onbeschadigd zijn.
5.8 BESTURING
De besturing moet na 5 werkuren worden gecon-
troleerd/afgesteld en vervolgens na elke 100 wer-
kuren.
5.8.1 Controles
Draai het stuur kort heen en weer. Er mag geen
speling in de stuurkettingen zitten.
5.8.2 Afstelling
Stel indien nodig de stuurkettingen als volgt af:
1. Zet de machine in de 'recht vooruit'-stand.
2. Stel de stuurkettingen af met de twee moeren
3. Draai beide moeren evenveel tot er geen speling
4. Rijd de machine recht vooruit en controleer of
5. Als het stuur verdraaid staat, maakt u de ene
Span de stuurkettingen niet te strak aan. Daardoor
wordt het sturen zwaarder en neemt de slijtage van
de kabels toe.
5.9 ACCU
De accu wordt gereguleerd door kleppen en geeft
een uitgangsspanning van 12 V. De accuvloeistof
kan en mag niet worden gecontroleerd of aange-
vuld. U hoeft de accu alleen maar op te laden, bij-
voorbeeld als u deze lang niet hebt gebruikt.
5.9.1 Accu opladen met motor
De accu kan als volgt worden opgeladen met de
dynamo van de motor.
1. Plaats de accu in de machine zoals hieronder af-
2. Zet de machine buiten of zorg dat de uitlaatgas-
3. Start de motor volgens de instructies in de hand-
4. Laat de motor 45 minuten lopen.
5. Zet de motor af. De accu is nu volledig opgela-
onder het middelpunt. Zie afb. 16.
meer is.
het stuur recht staat.
moer losser en de andere vaster.
Als u het zuur in uw ogen of op uw huid
krijgt, kan dit ernstig letsel veroorza-
ken. Als er zuur op uw lichaam terecht-
komt, moet u het betreffende
lichaamsdeel onmiddellijk afspoelen
met een ruime hoeveelheid water en zo
snel mogelijk medische hulp zoeken.
De accu moet volledig zijn opgeladen
voordat u deze voor de eerste keer gaat
gebruiken. De accu moet altijd volledig
opgeladen worden bewaard, anders
kan deze beschadigd raken.
gebeeld.
sen kunnen worden afgevoerd.
leiding.
den.
NL
79