mas s s s s
ma
ma
e e e e e
ma
ma
-
Tijdens
het
onderhoudswerkzaamheden
stroomopwekkingsgroep moet de minpool van de
startaccu losgekoppeld zijn om plotseling starten
te vermijden.
- Als er olie- of brandstoflekkages geconstateerd
worden dient u te zorgen voor een nauwkeurige
reiniging om brandgevaar te vermijden.
- Toegang verboden voor personen die een pacemaker
dragen,
omwille
elektromagnetische interferenties met de
cardiocirculaire apparaten.
- Ingeval van brand gebruikt u gehomologeerde
brandblussers en nooit water.
Als er zich problemen voordoen
of als u uitleg nodig heeft, neem dan contact op met
de SERVICEDIENST van Mase.
3.2
Voorschriften voor de veiligheid tijdens de
installatie en de inbedrijfstelling
- Het personeel dat met de installatie of de inbedrijfstelling
van de stroomopwekkingsgroep belast is moet altijd een
beschermende helm opzetten; draag veiligheidsschoenen
en een overal.
- Gebruik veiligheidshandschoenen.
- Laat geen gedemonteerde onderdelen, gereedschap of
iets dergelijks dat niet bij de installatie hoort op de motor
of in de buurt daarvan liggen.
- Laat nooit brandbare vloeistoffen of poetslappen die
doordrenkt zijn met brandbare vloeistoffen in de buurt van
de stroomopwekkingsgroep, elektrische apparaten (met
inbegrip van lampen) of delen van de elektrische installatie
achter.
- Tref voorzorgsmaatregelen om het gevaar van
blikseminslag te vermijden.
4 GEBRUIK VAN DE GENERATOR
4.1 Controles vooraf
Alvorens de groep op de een of andere manier te starten
is het zeer belangrijk dat u zich vertrouwd maakt met de
stroomopwekkingsgroep en de bediening ervan.
Bovendien moet u een visuele veiligheidscontrole op de
machine en de installatie verrichten.
Elke reële of mogelijke bron van gevaar moet weggenomen
worden voordat u verder gaat.
- Controleer de stand van de noodstopknoppen, de
schakelaars en andere noodsystemen die voorhanden
zijn op de stroomopwekkingsgroep.
- Zorg ervoor dat u de bijzondere noodprocedures kent die
van toepassing zijn op de installatie in kwestie.
uitvoeren
van
aan
de
van
de
mogelijke
NL
- Controleer met behulp van de peilstok (afb. 7 - ref. 2) of
de olie op het juiste peil is, zie tabel "A" van de
aanbevolen oliën (afb. 8).
- Controleer of alle verankeringspunten van de groep goed
vastgezet zijn.
- Controleer of alle elektrische gebruikers afgekoppeld
zijn om te vermijden dat de groep gestart wordt terwijl hij
belast wordt.
- Controleer of alle water- en brandstofleidingen goed
aangesloten zijn.
- Controleer of alle elektrische aansluitingen op de juiste
manier uitgevoerd zijn en of er geen aansluitingen in
slechte staat zijn.
- Controleer of de waterkraan open staat (afb. 6 - ref. 2).
- Controleer of het gedeelte van het watercircuit van de
pomp naar de kleppen met de hand gevuld is, in het geval
er een terugslagklep op de zeewaterinlaat gemonteerd is
(zoals geadviseerd in de installatiehandleiding) [afb. 4,
ref. 1].
4.2 Ontluchting van de toevoerinstallatie
De aanwezigheid van luchtbellen in de toevoerinstallatie,
is de oorzaak van een onregelmatige werking van de
motor of verhindert dat het nominale toerental wordt
gehaald. Lucht kan in het circuit van de toevoerinstallatie
dringen doorheen een niet perfect luchtdichte verbinding
(buis, filter, reservoir) of wanneer de brandstof in de
brandstoftank het minimumpeil bereikt heeft.
De luchtbellen kunnen uit het voedingscircuit worden
verwijderd door ten eerste de oorzaak op te heffen
waardoor de lucht heeft kunnen binnendringen en
vervolgens de volgende handelingen te verrichten:
1- Bedien de hendel van de brandstofpomp AC met de
hand [afb.7, ref.3] totdat alle lucht door de
ontluchtingsschroeven uit de voedingsinstallatie naar
buiten gekomen is.
2- Herhaal bovenstaande werkzaamheden als de motor
nog steeds niet regelmatig functioneert.
informatie dient u de door de fabrikant van de motor
geleverde handleiding te raadplegen, waarvan elke
groep vergezeld gaat.
4.3 Starten
Alvorens de groep te starten dient u zich ervan te
vergewissen dat de voorafgaande controles, die
beschreven worden in paragraaf 4.1, uitgevoerd zijn.
Start de groep door te drukken op de START-knop op het
bedieningspaneel [afb. 4, ref. 4] en laat de knop los
wanneer de motor gestart is. Houd bij elke startpoging de
knop niet langer dan 15 sec. ingedrukt, en respecteer
een pauze van minstens 30 sec. tussen twee pogingen.
Alle controlelampjes van de motorbeschermingsmodule
gaan gedurende een aantal seconden branden [afb. 4,
ref. 5], en als geen onregelmatige werking van de motor
of de generator wordt geconstateerd, blijft alleen het
80
IS 12-14-16-19
Voor
meer
gedetailleerde