Schematisch overzicht van de basisopbouw
In het proximale gedeelte centrisch ten opzichte van de
opbouwlijn
Kokerflexie: individuele stompflexie + 5°
Let op de abductie- of adductiestand.
5.4.2 Statische opbouw
•
Ottobock adviseert om de opbouw van de prothese met behulp van de
L.A.S.A.R. Posture te controleren en indien nodig aan te passen.
TT-prothesen: de belastingslijn moet ca. 15 mm anterieur van het com
•
promisdraaipunt volgens Nietert verlopen.
TF-prothesen: de belastingslijn moet ca. 40 mm anterieur van de draai-
•
as van het prothesekniescharnier verlopen.
5.4.3 Dynamische afstelling tijdens het passen
•
Pas de opbouw van de prothese in het frontale vlak en het sagittale vlak
aan (bijvoorbeeld door verandering van de hoek of door verschuiving)
zodat een optimale afwikkeling gewaarborgd is.
TT-prothesen: zorg voor een fysiologische beweging van de knie bij het
•
overbrengen van het gewicht.
•
Pas de uitlijning van de prothesevoet aan (zie pagina 74). De prothese
voet is optimaal uitgelijnd wanneer hij recht naar voren wijst bij contact
met de ondergrond.
5.5 Prothesevoet uitlijnen
Verschuiven
De prothesevoet kan in de aansluitadapter worden verschoven. De verschui
ving vindt op een straal plaats en verandert de hoek bij contact met de
ondergrond en de dynamica van de prothesevoet. De basisopbouw blijft
onveranderd, omdat de verschuiving geen effect heeft in de a-p-richting.
Prothesevoet naar anterieur verschuiven
Prothesevoet naar posterieur verschuiven
Benodigd gereedschap: Loctite® 241 636K13, momentsleutel 710D4
>
1) Maak de 2 inbusbouten aan der onderzijde van de adapter los.
→ De adapter kan nu verschoven worden.
2) Stel de gewenste positie van de adapter in.
3) Borg de 2 inbusbouten met Loctite® en draai ze vast (aanhaalmoment:
12 Nm).
74
Contact met ondergrond har
der, agressiever
Contact met ondergrond zach
ter, ontspannener