Met deze prothesecomponent
verbinden?
Prothesecomponent was verbonden
met een ander apparaat.
Verbinding maken?
Annuleren
8 Gebruik
8.1 Hakhoogte instellen
De hakhoogte moet worden ingesteld op een vlakke ondergrond. Wanneer de ondergrond helt,
wordt er voor de hakhoogte een onjuiste waarde gemeten en kan het dempingsgedrag niet goed
worden geregeld.
Bij te hoge hakken kan het gebeuren dat de prothesevoet niet goed wordt aangestuurd, doordat
de beweging in het enkelscharnier te gering is. Dit geldt vooral voor kleine voeten, bij hakken die
zich ver naar voren bevinden, bij het trap af en van een hellingbaan af lopen en bij het staan op
een aflopende ondergrond. Zorg er daarom voor dat de in het hoofdstuk "Technische gegevens"
vermelde maximale hakhoogte niet wordt overschreden (zie pagina 289).
8.1.1 Hakhoogte instellen via bewegingspatronen
1) Trek schoenen aan met de nieuwe hakhoogte.
2) Strek het been met de prothesevoet in zijwaartse richting uit.
3) Zwaai de voet drie keer opzij.
→ Er klinkt een piepsignaal ter bevestiging dat het bewegingspatroon is herkend.
4) Zet beide voeten op dezelfde hoogte en zorg ervoor dat de hak en de voorvoet de grond
raken.
5) Belast beide voeten evenveel.
→ Er klinkt een bevestigingssignaal om aan te geven dat de nieuwe hakhoogte met succes is
opgeslagen.
INFORMATIE: Wanneer er geen feedback volgt (bijv. piepsignaal), kon de nieuwe hak
hoogte niet worden opgeslagen. Meet de hakhoogte opnieuw.
► Raak de knop OK aan.
→ De verbinding met het eindapparaat waarmee de prothese
component het laatst verbonden was, wordt verbroken en er
wordt verbinding gemaakt met het actuele eindapparaat.
OK
277