8.2.6.1 Trapfunctie
De trapfunctie vergroot de afrolhoek bij het trap af lopen. Voor alternerend trap af lopen moet
deze functie worden ingeschakeld. Als alternerend trap af lopen niet gewenst is, kan deze functie
uitgeschakeld worden. Voor nadere informatie over het in-/uitschakelen zie pagina 285.
8.2.7 Hellingbaan af lopen
De voet stelt zich al bij de eerste stap in op de hoek van de hellingbaan. De
hiel kan worden neergezet met het dalen van de voorvoet, zodat de voet bij het
afwikkelen met het volledige oppervlak op de hellingbaan rust. Voor het lopen
met een prothesekniescharnier is het afdalen van de voorvoet beperkt.
Na het neerzetten van de prothesevoet op de hellingbaan mag er niet met de
knie worden tegengewerkt, maar moet de beweging van de knie bij hielcontact
worden toegelaten (yielden). Hierdoor wordt de beweging door de prothese
als lopen herkend.
8.2.8 Achteruitlopen
Wanneer er achteruit wordt gelopen, maakt de voet vanuit de standfase een
plantaire flexie mogelijk. Als vervolgens de tenen worden neergezet, geeft het
enkelscharnier in dorsale flexierichting mee tot de neutrale stand is bereikt.
8.2.9 Hellingbaan op lopen
De voet stelt zich al bij de eerste stap in op de hoek van de hellingbaan en kan
worden afgerold, wanneer de hiel of het midden van de voet de grond raakt.
Hiervoor moet het onderbeen een bijna rechte hoek maken met de hellingbaan
en moet de voet met het volledige oppervlak worden neergezet.
Wanneer met een recht onderbeen eerst de voorvoet wordt neergezet (bijv. op
extreem steile hellingbanen), blokkeert de voet de dorsale flexie en maakt deze
het mogelijk het bovenlichaam stabiel omhoog te bewegen.
8.2.10 Staan op een hellende ondergrond
Staan op een hellende ondergrond onderscheidt zich niet van staan op een
vlakke ondergrond. De voet blokkeert in dorsale flexie bij loodrecht onder
been. Om de voorvoet omlaag te bewegen (bijv. wanneer u staat op een aflo
pende helling), moet u de hiel belasten.
Om vanuit stand op een aflopende ondergrond verder te lopen, moet u een
van de volgende bewegingen maken:
•
•
Bij het staan op een hellende ondergrond kan de ontlastingsfunctie worden
gebruikt (zie pagina 281).
280
Zet de eerste stap met de prothesezijde.
Breng met de prothesezijde gericht een afrolbeweging teweeg.
De prothesevoet geeft dan in dorsale flexie mee om het mogelijk te maken
dat het lichaamszwaartepunt omlaag beweegt, voordat de hiel van het
andere been de grond raakt.