Installatie
3.2
Montage
3.2.1
Algemene aanwijzingen voor de montage
Let bij de montage op de volgende punten:
•
De stroomrichting moet met de markering op het apparaat (indien aanwezig)
overeenstemmen.
•
Bij alle flensschroeven het maximale aandraaimoment respecteren.
•
Apparaten vrij van mechanische spanningen (torsie, buiging) inbouwen.
•
Flensapparaten met planparallel tegenovergeplaatste tegenflenzen altijd met de juiste
pakkingen inbouwen.
•
De pakking moet uit een materiaal bestaan dat bestand is tegen de te meten stof en de
temperatuur van de te meten stof.
•
De pakkingen mogen niet tot in de doorstroomruimte uitsteken, omdat eventuele
wervelingen invloed hebben op de nauwkeurigheid van het apparaat.
•
De buisleiding mag geen ontoelaatbare krachten en momenten op het apparaat uitoefenen.
•
De sluitdoppen in de kabelschroefkoppelingen mogen eerst bij de montage van de
elektrische kabel worden verwijderd.
•
Let op correcte zitting van de behuizingsdekselpakkingen. Deksel zorgvuldig sluiten.
Dekselschroeven vast aandraaien.
•
De meetomvormer niet blootstellen aan directe zonnestralen, zo nodig zonwering gebruiken.
8 - NL
VA Master FAM540
CI/FAM540-X1