Afmetingen van betonnen fundering
Gewicht van
pomp
(hoogte)
[kg]
[mm]
800
450
1000
450
1200
450
1400
500
1600
500
1800
500
2000
550
2200
550
DN 300 /
2400
DN 350 /
550
DN 400
2600
600
3000
600
3400
680
3800
760
4200
840
4600
920
5000
1000
5400
1080
5.4 Posities in de klemmenkast
Waarschuwing
Voordat u met werkzaamheden aan de
pomp begint, dient u er zeker van te zijn
dat de voedingsspanning is uitgeschakeld
en niet per ongeluk kan worden ingescha-
keld.
De klemmenkast kan in vier posities worden gezet,
telkens in stappen van 90 °.
Wijzig de positie van de klemmenkast als volgt:
1. Verwijder indien nodig de koppelingsbeschermin-
gen met een schroevendraaier. Verwijder de kop-
peling niet.
2. Verwijder de bouten waarmee de motor aan de
pomp is bevestigd.
3. Draai de motor in de gewenste positie.
4. Plaats de bouten terug en draai deze vast.
5. Plaats de koppelingsbeschermingen weer terug.
Y
Z
X
(lengte)
(breedte)
[mm]
[mm]
1400
800
1400
1000
1400
1200
1600
1200
1600
1350
1600
1500
1600
1600
1700
1700
1800
1800
1800
1800
2000
2000
2000
2000
2000
2000
2000
2000
2000
2000
2000
2000
2000
2000
5.5 Voetplaat
Enkelpompen (met uitzondering van TP 25-50,
25-80, 25-90, 32-50, 32-80, 32-90, 40-50, 40-80 en
40-90) hebben twee getapte gaten onder in het
pomphuis die kunnen worden gebruikt voor het mon-
teren van een Grundfos voetplaat aan de pomp. De
voetplaat is beschikbaar als accessoire.
Dubbelpompen hebben vier getapte gaten onder in
het pomphuis. Voor sommige dubbelpompen is een
voetplaat die uit twee helften bestaat beschikbaar.
Voetplaten met afmetingen worden weergegeven op
pagina 357.
5.6 Isolatie
Isoleer de motorstoel niet, aangezien
eventuele damp die uit de asafdichting
ontsnapt dan door de isolatie ingesloten
Voorzichtig
kan worden en zo corrosie kan veroorza-
ken. Bovendien, als de motorstoel wordt
afgedekt met isolatiemateriaal zal inspec-
tie en service moeilijk worden.
Volg de richtlijnen in afb.
pomp.
A
B
C
Afb. 14 Isolatie van TP pompen
Pos.
Beschrijving
A
Zonder isolatie
B
Onjuiste isolatie
C
Juiste isolatie
5.7 Bescherming tegen vorst
Pompen die niet worden gebruikt tijdens vorstperio-
den dienen te worden ontdaan van vloeistof om
schade te voorkomen.
14
bij het isoleren van de
221