Aansluiten Van De Niveausensor; Instelling; Extern Alarm; In Bedrijf Nemen - Grundfos LC 221 Manual De Instrucciones

Tabla de contenido

Publicidad

5.4 Aansluiten van de niveausensor

Sluit de drukslang aan tussen de drukleiding in de tank en de
paneelaansluiting van het bedieningspaneel. Bij de kast moet de
drukslang tot aan de stop worden ingestoken. Duw deze circa
15 mm naar binnen. Anders bestaat het risico van lekkage met
drukverlies, een onjuiste of onvoorspelbare niveaudetectie en
storing aan het systeem tot gevolg.

5.5 Instelling

U hoeft alleen het inschakelniveau zodanig in te stellen dat dit
gelijk is aan het ingangsniveau van de opvangtank. Alle overige
waarden worden vooraf ingesteld maar kunnen zo nodig worden
aangepast.
Zo nodig kunnen de volgende waarden worden gewijzigd:
Inschakelniveau
Het inschakelniveau moet gelijk zijn aan de hoogte boven vloerni-
veau (180, 250 en 315 mm of 416 mm voor MLD) van de
instroomleiding. Uitschakel- en alarmniveaus zijn vooraf inge-
steld.
Nominale stroom
Vooraf ingestelde waarde overeenkomstig de nominale stroom
van de pomp. De beveiliging tegen blokkering is een vooraf inge-
stelde waarde voor te hoge stroom.
Uitschakelvertraging
De uitschakelvertraging vergroot het effectieve volume en ver-
mindert de hoeveelheid resterend water in de tank. Ook wordt
waterslag voorkomen. De terugslagklep sluit zachter. De vooraf
ingestelde waarde is 0.
Inschakelvertraging
Doorgaans hoeven er geen aanpassingen te worden gemaakt
voor opvoerinstallaties behalve op een woonboot of een ponton-
boot. De vooraf ingestelde waarde is 0.
Alarmvertraging
Een grote tijdelijke instroming kan een kortstondige alarmmelding
'hoog niveau' veroorzaken. Deze situatie kan optreden wanneer
een terugspoelfilter van een zwembad is aangesloten. De vooraf
ingestelde waarde is 0.
Kalibratie en afwijking
De niveausensor wordt in de fabriek gekalibreerd. Kalibratie van
de sensor is alleen vereist als deze wordt vervangen. Zie de ser-
vice-instructies voor meer informatie.
Onderhoudsinterval
Het onderhouds-/service-interval kan worden ingesteld op 0, 3, 6
of 12 maanden en wordt aangegeven in het "SERVICE" display
(geen akoestisch signaal).
Alarm resetten
Het is mogelijk om de regelaar zodanig in te stellen dat alarmmel-
dingen automatisch worden gereset wanneer de storing ver-
dwijnt; de meeste alarmmeldingen moeten echter handmatig wor-
den gereset. Zie paragraaf 7.4 Beschrijving van
storingsmeldingen. De vooraf ingestelde waarde is AUTO.
Terugstelling naar fabrieksinstellingen
De regelaar schakelt opnieuw in ('reboot'), en opstartinstellingen
moeten opnieuw gemaakt worden. Zie paragraaf
7.2 Instellingenmenu.

5.5.1 Extern alarm

Opvoerinstallaties staan vaak opgesteld in putten onder de kelder
van gebouwen. Zo'n put is het diepste punt in het gebouw, en een
extra alarmniveauschakelaar kan buiten de opvoerinstallatie wor-
den geplaatst om overstroming door lekkages, gesprongen leidin-
gen of instroming van grondwater te detecteren.
Het externe alarm kan worden aangesloten op een niveauscha-
kelaar (230 V / 2 A) aan klemmen 11, 12.

6. In bedrijf nemen

Voorafgaand aan het opstarten dienen de aansluiting en de
instellingen te zijn uitgevoerd overeenkomstig de paragrafen
5.3 Elektrische aansluiting en 5.5 Instelling.
Controleer of de drukslang correct en luchtdicht is verbonden met
de drukleiding in de tank en de paneelaansluiting van het bedie-
ningspaneel.
Het opstarten dient uitgevoerd te worden door bevoegd perso-
neel.
Ga als volgt te werk:
1. Controleer alle aansluitingen.
2. Sluit de regelaar aan op de stroomvoorziening en schakel de
regelaar in.
Er is sprake van een opstartvertraging die kan
oplopen tot 45 seconden. Deze vertraging dient
om te zorgen voor een gelijkmatige netbelasting
wanneer meerdere toepassingen op hetzelfde
N.B.
moment worden ingeschakeld na een stroomon-
derbreking. Deze tijdsduur kan worden verkort
tot 5 seconden door de toets [OK] in te drukken.
3. Als de voedingsspanning voor het eerst wordt aangesloten,
kunnen drie waarden voor het inschakelniveau worden geko-
zen. Als L_01 wordt weergegeven, drukt u op [OK].
4. Selecteer de hoogte van de instroomleiding, 180, 250 en
315 mm of 416 mm (voor MLD) boven vloerniveau met de
toetsen [>] en [<], en druk vervolgens op [OK] om de
gewenste waarde op te slaan. Als de hoogte van de instroom-
leiding tussen twee waarden in ligt, bijv. 220 mm boven de
vloer, kies dan de dichtstbijzijnde lagere waarde (180 mm).
Nu is de regelaar gereed voor automatische modus.
5. Open de afsluitkleppen in de pers- en instroomleidingen.
6. Activeer een sanitaire voorziening die is aangesloten op de
instroomzijde van de opvoerinstallatie en controleer het stij-
gende vloeistofniveau in de tank tot aan het inschakelniveau.
Let op: het niveau dat wordt weergegeven op het
display van de LC 221 is niet 0 mm hoewel de
tank wellicht helemaal leeg is. Zolang de druk-
slang niet is ondergedompeld in water, wordt de
geconfigureerde waarde voor de afstand (bijv.
N.B.
84 mm) tussen de onderkant van de tank en de
onderste rand van de leiding weergegeven.
Deze waarde verandert zodra de drukleiding
wordt ondergedompeld in water.
Controleer de inschakel- en stopfunctie verschil-
Voorzichtig
lende malen.
263

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido