2
NL
wanneer u met de brandstof bezig bent;
– giet de brandstof in de tank vóórdat u de motor
aanzet: als de motor aanstaat of warm is mag
u geen brandstof toevoegen of de dop van de
tank afdraaien;
– als u brandstof gemorst hebt mag u de motor
niet starten maar dient u de machine uit de buurt
van de plek waar u de brandstof gemorst hebt te
brengen en voorkomen dat er brand ontstaat. U
dient te wachten totdat de brandstof verdampt
is en de dampen opgelost zijn;
– draai de dop altijd weer goed op de tank van de
machine en het brandstofreservoir.
4) Vervang de geluiddempers als ze defect zijn en
de bescherming indien beschadigd.
C) TIJDENS HET GEBRUIK
1) Start de motor niet in gesloten ruimten waar
zich gevaarlijke koolstofmonoxide kan ontwik
kelen.
2) Gebruik geen startvloeistoffen of soortgelijke
producten.
3) Wijzig de afstelling van de motor niet en laat
het toerental van de motor niet buitengewoon
hoog oplopen.
4) Laat de machine niet zodanig opzij hellen dat
er brandstof uit de dop van de tank van de motor
loopt.
5) Raak de vinnen van de cilinder en de bescher
ming van de geluiddemper niet aan voordat de
motor voldoende is afgekoeld.
6) Zet de motor af en maak de kabel van de bou
gie los voor de machine of de motor na te kijken,
schoon te maken of eraan te werken.
7) Laat de motor niet zonder bougie draaien.
8) Vervoer de machine met lege tank.
D) ONDERHOUD EN OPSLAG
1) Als u regelmatig onderhoud pleegt zal de wer
king ervan veilig blijven en zal het prestatieniveau
bewaard blijven.
2) Zet de machine niet met brandstof in de tank in
een ruimte waar de brandstofdampen met vlam
men, vonken of een warmtebron in aanraking
zouden kunnen komen.
3) Laat de motor eerst afkoelen vóór het opber
gen van de machine in elke willekeurige ruimte.
4) Om brandgevaar zoveel mogelijk te beperken
dienen de motor, de geluiddemper van de uitlaat
en de brandstoftank vrij gehouden te worden van
gras, bladeren of teveel vet.
5) Als u de tank moet ledigen, dient u dit in de
open lucht te doen en wanneer de motor koud is.
6) Gebruik de motor om veiligheidsredenen nooit
met versleten of beschadigde onderdelen. De
onderdelen moeten vernieuwd en niet gerepa
reerd worden. Gebruik uitsluitend originele reser
veonderdelen. Onderdelen van een andere kwali
teit kunnen de motor beschadigen en gevaarlijk
zijn voor uzelf.
E) Het verbrandingsproces genereert giftige stof
fen zoals koolmonoxide, stikstofoxiden en kool
waterstoffen.
De controle over deze stoffen is belangrijk omdat
ze kunnen reageren op fotochemische smog en
dus op de directe blootstelling aan het zonlicht.
Koolmonoxide reageert niet op dezelfde wijze op
blootstelling aan het zonlicht, maar moet deson
danks als giftig worden beschouwd.
Onze machines zijn uitgerust met emissiebeper
kingssystemen voor bovengenoemde stoffen.
3. COMPONENTEN EN BEDIENINGSORGANEN
3.1
COMPONENTEN VAN DE MOTOR
1. Oliebijvuldop met peilstok
2. Olieaftapdop
3. Deksel luchtfilter
4. Bougiedop
5. Serienummer van de motor
Vul hier het serienummer van uw motor in
3.2
VERSNELLINGSBEDIENING
Het op de machine gemonteerde bedieningselement
voor de versnelling (gewoonlijk een hendel) is door
middel van een kabel met de motor verbonden.
Raadpleeg de Handleiding van de machine voor de
versnellingshendel en zijn standen, die gewoonlijk aan-
gegeven worden door symbolen die overeenkomen
met de volgende standen:
CHOKE = te gebruiken bij het koud starten.
FAST
= komt overeen met het maximale
toerental; te gebruiken tijdens het
werk.
SLOW
= komt overeen met het minimale
toerental.