13.3.4.3 Bewaking afdichtingsruimte (ex-
terne elektrode)
13.3.4.4 Bewaking lekkagekamer
13.3.4.5 Bewaking motorlager
13.3.4.6 Bedrijf met frequentie-omvormer ▪ Omvormertype: Pulsbreedtemodulatie
13.3.5
Inbedrijfname
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo Motor FKT 50.1, 57, 63.1, 63.2 + EMU FA
Bijlage
VOORZICHTIG! Motorschade door oververhitting! Bij een automatische herinschake-
ling moeten de instructies met betrekking tot de schakelfrequentie en de schakel-
pauzes worden opgevolgd!
Aansluiting van de thermische motorbewaking
▪ Sluit de bimetaalsensor aan via een relais. Hiervoor wordt het relais 'CM-MSS' aanbevo-
len. De drempelwaarde is reeds vooringesteld.
Aansluitwaarden: max. 250 V(AC), 2,5 A, cos φ = 1
▪ Sluit de PTC-sensor aan via een relais. Hiervoor wordt het relais 'CM-MSS' aanbevolen.
De drempelwaarde is reeds vooringesteld.
▪ Sluit de externe staafelektrode via een explosie-goedgekeurd relais aan! Hiervoor wordt
het relais "XR-4..." aanbevolen.
De drempelwaarde bedraagt 30 kOhm.
▪ De aansluiting moet via een zelfbeveiligde stroomkring plaatsvinden!
Sluit de vlotterschakelaar aan via een relais! Hiervoor wordt het relais 'CM-MSS' aanbe-
volen. De drempelwaarde is hier vooringesteld.
De aansluiting wordt uitgevoerd zoals in hoofdstuk 'Elektrische aansluiting' is beschre-
ven.
▪ Continu bedrijf: 30 Hz tot aan de nominale frequentie (50 Hz resp. 60 Hz). Minimale
stroomsnelheid naleven!
▪ Min. schakelfrequentie: 4 kHz
▪ Max. overspanningen op het klembord: 1350 V
▪ Uitgangsstroom aan de frequentie-omvormer: max. 1,5-voudige nominale stroom
▪ Max. overbelastingstijd: 60 s
▪ Draaimomentoepassingen: kwadratische pompkarakteristiek
De noodzakelijke toerental-/draaimomentkarakteristieken zijn op aanvraag te verkrij-
gen!
▪ Neem de aanvullende maatregelen met betrekking tot de elektromagnetische compati-
biliteit (keuze frequentie-omvormer, filters enz.) in acht.
▪ Overschrijd nooit de nominale stroom en het nominale toerental van de motor.
▪ Aansluiting van de temperatuurbewaking van de motor (bimetaal- of PTC-sensor) moet
mogelijk zijn.
▪ Als de temperatuurklasse met T4/T3 is gekenmerkt, geldt de temperatuurklasse T3.
GEVAAR
Explosiegevaar bij gebruik van pompen die niet explosie-goedgekeurd
zijn!
Pompen zonder explosie-goedkeuring mogen niet in explosieve zones worden ge-
bruikt! Er bestaat risico op dodelijk letsel door explosie! Binnen explosieve zones
mogen alleen pompen met het overeenkomstig explosie-kenmerk op het typeplaat-
je worden gebruikt.
GEVAAR
Explosiegevaar door vonken in het hydraulische systeem!
Tijdens het bedrijf moet het hydraulische systeem vol zijn gelopen (volledig gevuld
met medium). Als het debiet afbreekt of het hydraulische systeem opduikt, kunnen
in het hydraulische systeem luchtbuffers ontstaan. Daardoor bestaat explosiegevaar,
bijvoorbeeld door vonken als gevolg van statische lading! Een droogloopbeveiliging
moet de uitschakeling van de pomp bij een bepaald vloeistofniveau waarborgen.
GEVAAR
Explosiegevaar bij onjuiste installatie van de droogloopbeveiliging!
Voer de droogloopbeveiliging bij bedrijf van de pomp binnen een explosieve omge-
ving uit met een aparte signaalgever (redundante zekering van de niveauregeling).
De uitschakeling van de pomp moet met een handmatige herinschakelblokkering
worden uitgevoerd!
nl
685