Klepspeling
8. Controleer of de het afstelmerkteken voor de
ontsteking (12) op het nokkenastandwiel in lijn
staat met het pasvlak voor de nokkenashouder
(13) van de cilinderkop.
In lijn
(13)
(12)
(12) afstelmerkteken ontsteking
(13) pasvlak nokkenashouder
9. Controleer of de paspennen (14) in de
nokkenashouder (15) zijn geïnstalleerd.
(14)
(15)
(14) paspennen
(15) nokkenashouder
10. Installeer de stelringen (16) in de groeven van
het nokkenaslager (17).
OPMERKING
Zorg dat de stelringen niet in het carter vallen.
78
Onderhoud aan uw Honda
(16)
(17)
(16) stelringen
(17) nokkenaslagergroeven
11. Breng motorolie aan op de schroefdraad van de
nokkenashouderbouten en hun aanlegvlakken.
Installeer de nokkenashouder (18) met het
merkteken "
" (19) naar voren gericht.
Zet de nokkenashouderbouten (20) (21) vast
met het voorgeschreven aantrekkoppel:
14 N·m (1,4 kgf·m)
Draai de nokkenashouderbouten kruiselings vast in
twee of drie stappen.
(20)
(19)
(18) nokkenashouder
(20) nokkenashouderbouten (lang)
(21) nokkenashouderbouten (kort)
(19) "
" merkteken
12. Verwijder het spannerblokkeergereedschap
(22) van de nokkenaskettingspannerlichter.
(22) spannerblokkeergereedschap
13. Controleer of de zuiger op het BDP van de
compressieslag staat (pagina 72).
Controleer of de het afstelmerkteken voor de
ontsteking (12) op het nokkenastandwiel in lijn
staat met het pasvlak voor de nokkenashouder
(13) van de cilinderkop.
Als het afstelmerkteken ontsteking niet in lijn
staat met het pasvlak van de nokkenashouder,
verwijdert u de nokkenasketting en lijnt u het
afstelmerkteken ontsteking opnieuw uit.
(18)
(21)
(12) afstelmerkteken ontsteking
(13) pasvlak nokkenashouder
(22)
In lijn
(13)
(12)