Achterwielophanging afstellen
Afstellingen voor type track
Track met harde ondergrond
Zanderige track
Modderige track
Symptomen en afstellingen
• Begin altijd met de standaardinstellingen.
• Verdraai de lage-snelheid inveer- en uitveerdempingversteller in stappen van één klik, en de hoge-snelheid inveerdempingversteller per keer in stappen van 1/12 omwenteling.
Als u per keer twee of meer klikken of omwentelingen verstelt, slaat u misschien de beste instelling over. Maak na elke instelling een testrit.
• Als de vering na de afstelling ongewoon aanvoelt, zoek dan het bijbehorende symptoom in de tabel en test stuggere of zachtere instellingen voor inveer- en/of uitveerdemping
totdat u de correcte instellingen heeft zoals beschreven.
Stugge vering
Vering voelt stug aan op kleine hobbels
Vering voelt stug aan op grote hobbels
Hele veerweg te stug
Zachte vering
Hele veerweg te zacht
Achterkant slingert
Vering slaat door
Vering slaat door bij landen na een
sprong
Vering slaat door na landen
Vering slaat door na serie continue
hobbels
Begin met de standaardinstellingen. Stel een te stugge/zachte ophanging af volgens het schema hieronder.
Verlaag de achterkant (voor meer voorwielstabiliteit) door raceveerhoogte te vergroten (verlaag veervoorspanning).
Voorbeeld: –Verdraai de inveerdempingversteller en vooral de uitveerdempingversteller naar een stuggere instelling.
–Vergroot de standaard raceveerhoogte (+5 tot 10 mm).
Stel af in een stuggere positie, omdat door aankoekende modder uw CRF zwaarder is.
Voorbeeld: –Kies stuggere instellingen voor inveerdemping en uitveerdemping.
–Installeer een optionele stuggere veer.
–Verminder de standaard raceveerhoogte (–5 tot –10 mm).
Symptoom
1. Test zachtere instelling voor lage-snelheid inveerdemping.
2. Als vering nog stug aanvoelt, test dan verder tegelijkertijd zachtere instellingen voor lage- en hoge-snelheid
inveerdemping.
1. Test zachtere instelling voor hoge-snelheid inveerdemping.
2. Als vering nog stug aanvoelt, test dan verder tegelijkertijd zachtere instellingen voor lage- en hoge-snelheid
inveerdemping.
1. Test zachtere instellingen voor hoge- en lage-rijsnelheid inveer- en uitveerdemping tegelijkertijd.
2. Als de vering nog stug is, vervang de veer dan door een zachtere veer (optioneel) en begin met standaard tot
zachtere instellingen.
1. Test stuggere instellingen voor hoge- en lage-rijsnelheid inveerdemping tegelijkertijd.
2. Als de vering nog zacht is, vervang de veer dan door een stuggere veer (optioneel) en begin met standaard
tot stuggere instellingen.
1. Test stuggere instellingen voor hoge- en lage-rijsnelheid inveerdemping en stuggere uitveerdemping
tegelijkertijd.
1. Test stuggere instelling voor hoge-snelheid inveerdemping.
2. Als de vering nog doorslaat, test dan stuggere instellingen voor hoge- en lage-snelheid inveerdemping en
vervang de veer zo nodig door een stuggere veer (optioneel).
1. Test stuggere instelling voor lage-snelheid inveerdemping.
2. Als de vering nog doorslaat, test dan stuggere instellingen voor hoge- en lage-snelheid inveerdemping en
vervang de veer zo nodig door een stuggere veer (optioneel).
1. Test zachtere instelling voor uitveerdemping.
2. Als de vering nog doorslaat, test dan stuggere instellingen voor hoge- en lage-snelheid inveerdemping en een
zachtere instelling voor uitveerdemping en vervang de veer zo nodig door een stuggere veer (optioneel).
Afstelrichtlijnen voor de wielophanging
Actie
137
Instellingen voor wedstrijden