OPMERKING 1: De snelheid bij achteruit rijden is lager dan die van vooruit rijden .
OPMERKING 2: de ingeschakelde achteruitversnelling van de veegwagen wordt gesignaleerd met een
intermitterend geluidssignaal .
8.6.
OPERATIONELE STOP
Om de motor te stoppen, moet de gashendel van de motor (Pos. 2 Afbeelding 12) naar de minimale stand
(geheel hoog) worden verplaatst en moet de contactsleutel (Pos. 1 Afbeelding 12) linksom naar de stand
"OFF" worden gedraaid.
In geval van een langdurige stilstand moet de parkeerrem (Pos. 6 Afbeelding 12) geactiveerd worden zoals
beschreven in paragraaf 8 .7 .
OPMERKING: het remsysteem functioneert ook bij uitgeschakelde machine .
Het is raadzaam om bij afgezette motor, gedurende de handelingen voor onderhoud,
inspectie en afstelling, de contactsleutel te verwijderen om onbedoeld of per ongeluk
starten door niet bij de werkzaamheden betrokken personeel te voorkomen
8.7.
PARKEREN
Om in geval van langdurige stilstand de stabiliteit van de machine te garanderen, moet de parkeerrem (Pos. 6
Afbeelding 12) geactiveerd worden zoals hieronder beschreven (Afbeelding 32):
Trap het rempedaal in (Pos. 5 Afbeelding 12)
Verplaats de hendel van de parkeerrem (Pos. 6 Afbeelding 12) omlaag .
Voor de deactivering van de parkeerrem moet het rempedaal worden ingetrapt (Pos. 5 Afbeelding 12) . De
hendel keert automatisch terug naar de oorspronkelijke stand .
OPMERKING: als het elektrische systeem actief is, wort de inschakeling van de parkeerrem gesignaleerd door
een continu geluidssignaal .
8.8.
NOODSTOP
In geval van een noodstop:
moet de contactsleutel (Pos. 1 Afbeelding 12) linksom naar de stand "OFF" worden gedraaid.
Activeer de parkeerrem zoals beschreven in paragraaf 8 .7 .
8.9.
CENTRALE BORSTEL
Voor het starten van de reiniging met de veegwagen moet de centrale borstel altijd worden ingeschakeld .
Bij gestarte motor:
Handel op de keuzehendel van de beweging van de borstels (Pos. 7 Afbeelding 12) en breng de hendel naar
de enkele configuratie (alleen centrale borstel actief, hendel omlaag) of de gecombineerde configuratie (alle
borstels actief, hendel omhoog), zoals aangegeven in Afbeelding 33, pos . A .
Schakel de centrale borstel in door de bedieningshendel van de borstel vooruit te duwen (Pos. 8 Afbeelding
12) zoals aangegeven in Afbeelding 33, pos . B . De borstel verplaatst zich omlaag en begint de reiniging .
Gebruik de vooruitversnelling van de veegwagen (par . 8 .4) om de te reinigen gebieden te bereiken .
Om de borstel uit te schakelen:
Trek de bedieningshendel van de borstel achteruit (Pos. 8 Afbeelding 12) zoals aangegeven in Afbeelding 33,
pos . C . De borstel stijgt vanaf het oppervlak .
Handel op de keuzehendel van de beweging van de borstels (Pos. 7 Afbeelding 12) en verplaats hem naar de
middelste stand (borstels uitgeschakeld), zoals aangegeven in Afbeelding 33, pos . D .
Afbeelding 32
275