• Let altijd op optimaal vrijlopen met stationaire mo-
tor, zodat het snijgereedschap bij een niet inge-
drukte gashendel (9) niet meer draait.
• Werk altijd met een hoger toerental, zo krijgt u het
beste snijresultaat.
• Zwenk het apparaat gelijkmatig met boogvormige
bewegingen van links naar rechts en weer terug.
Maai vervolgens de volgende baan. (afb. 16)
• Let op: Beweeg het apparaat altijd eerst terug naar
de uitgangspositie voordat u de volgende baan
maait.
• Als u bij werkzaamheden tegen een steen of ander
obstakel stoot, schakel de motor uit en verwijder de
bougiestekker (6). Onderzoek vervolgens de mo-
torzeis (13) op beschadigingen.
• Let op: Bij werkzaamheden op lastig terrein en op
hellingen altijd bijzonder voorzichtig te werk gaan.
Snijd bij hoog gras altijd trapsgewijs om het appa-
raat niet te overbelasten. Snijd eerst de uiteinden,
werk vervolgens trapsgewijs verder.
• Draag altijd een veiligheidsbril en gehoorbescher-
ming en bij ontbossingswerkzaamheden een vei-
ligheidshelm.
• Bij het gebruik van metalen snijgereedschap be-
staat altijd het gevaar voor terugslag, als het ge-
reedschap op een vast hindernis stuit (stenen,
bomen, takken enz.). Daarbij wordt het apparaat
tegen de draairichting in terug geslingerd.
• Bij wildgroei en kreupelhout "doopt" u de motorzeis
(13) van bovenaf in. Het maaisel wordt dan fijnge-
hakt.
• Let op! Het snijmes (15) loopt na! Rem het snijmes
(15) niet met de hand af.
• Houd het snijmes (15) / het maaielement van de
motorzeis (13) uit de buurt van uw voeten.
LET OP:
Ga bij deze werktechniek met bijzondere voorzichtig-
heid te werk. Des te groter de afstand van het snij-
gereedschap tot aan de grond is, des te groter is het
gevaar dat snoeisel en vreemde voorwerpen naar de
zijde worden geslingerd.
11.1.2 Maaiken met de gazontrimmer
• Gebruik de spoel (16) om ook aan oneffen randen,
omheiningen en bomen een nette snede te verkrij-
gen.
• Geleid de trimdraad voorzichtig langs een hinder-
nis en snij met de draadpunt om de hindernis heen.
Bij contact van de trimdraad met stenen, bomen en
muren rafelt de draad vroegtijdig af of breekt.
• Vervang de kunststof draad nooit door een metalen
draad - gevaar voor letsel!
11.1.2.1 Trimdraad-automatiek (afb. 17)
• De gazontrimmer wordt met een gevulde spoel (16)
geleverd.
• De draad slijt tijdens de werkzaamheden.
138 | NL
• Om ervoor te zorgen dat de nieuwe draad wordt
toegevoerd, drukt u de trigger (16a) aan de spoel
(16) bij draaiende motor krachtig op de grond.
• De draad wordt door de centrifugale kracht auto-
matische vrijgegeven. Door het snijmes op de be-
schermingsplaat (14a) wordt de draad in de juiste
lengte afgesneden.
11.2 Werken met de heggenschaar (17)
• De heggenschaar is geschikt voor het snijden van
heggen, bosjes en struiken.
• Houd de heggenschaar met beide handen op veili-
ge afstand van het lichaam.
• De maximale snijdiameter is afhankelijk van de
houtsoort, de leeftijd, het vochtgehalte en de hard-
heid van het hout.
• Snoei daarom de hele dikke takken met een tak-
kenschaar terug op de gewenste lengte voordat de
haag wordt geknipt.
• De heggenschaar kan door zijn dubbelzijdige mes-
sen vooruit en achteruit of door zwenkbewegingen
van de ene naar de andere kant worden gebracht.
• Snoei eerst de zijkanten van de heg en daarna pas
de bovenkant.
• Snoei de heg van onderen naar boven.
• Snij de heg trapezevormig. Zo voorkomt u dat de
onderkant van de heg kaal wordt als gevolg van
lichtgebrek.
• Span een koord langs de bovenkant van de haag
wanneer u de bovenkant van de haag gelijkmatig
wilt knippen.
• Knip in meerdere passages als sterk moet worden
teruggesnoeid.
• Verwijder beslist vreemde objecten uit de heg (bijv.
draad), aangezien deze de messen van de heggen-
schaar kunnen beschadigen.
• Let op! De messen draaien na! Rem de messen
niet af met de hand.
De juiste tijdstip voor snoeien:
• Bladhaag: juni en oktober
• Conifeerhaag: april en augustus
• Snelgroeiende haag: vanaf mei om de 6 weken
Let op voor nestelende vogels in de haag. Stel in dat
geval het knippen uit of sla dit gedeelte over.
11.2.1 Hoekverstelling
De heggenschaar (17) kan door het draaien van de
meskop tussen +90° tot -75° worden aangepast aan
de werkomstandigheden. (afb. 19 en 20).
• Let op! Uitsluitend bij uitgeschakelde motor afstel-
len!
• Druk op beide ontgrendelhendels en zet de mes-
kop in de gewenste stand. (afb. 19 en 20)
• Gebruik hiertoe de afstelhendel (18).
www.scheppach.com