8 Aanvullende operationele toestanden (modi)
Wanneer zich een storing voordoet, bij een lege accu en tijdens het laden schakelt het product
automatisch om naar een speciale modus. De functie van de prothese is door een gewijzigd dem
pingsgedrag beperkt.
8.1 Accu-leeg-modus
Vanaf het moment dat de laadtoestand is gedaald tot 15%, geeft het scharnier piep- en trilsigna
len (zie pagina 207). Daarna worden er een hoge buigweerstand en een geringe strekweerstand
ingesteld en wordt het product uitgeschakeld. Voordat er wordt omgeschakeld naar de accu-
leeg-modus, worden er vanaf het moment dat de laadtoestand is afgenomen tot minder dan 35%,
waarschuwingssignalen gegeven (zie pagina 207).
Door het product op te laden, kunt u vanuit de accu-leeg-modus weer terugkeren naar de basis
modus.
8.2 Modus tijdens het laden van de prothese
Tijdens het laden is het product niet functioneel.
Om naar de basismodus om te schakelen, moet u de acculader na het laden van de accu van het
product afhalen.
8.3 Veiligheidsmodus
Zodra zich een kritische storing in het systeem voordoet (bijv. uitval van een sensorsignaal), scha
kelt het product automatisch om naar de veiligheidsmodus. De prothese blijft in deze modus
staan, totdat de storing is verholpen.
In de veiligheidsmodus worden er een hoge buigweerstand en een lage strekweerstand inge
steld. Daardoor kan de gebruiker ondanks het feit dat het systeem niet actief is, met de nodige
beperkingen toch lopen.
Dat er wordt omgeschakeld naar de veiligheidsmodus, wordt direct voorafgaand daaraan aange
geven door middel van piep- en trilsignalen (zie pagina 207).
Door het aanbrengen en weer verwijderen van de acculader kunt u de veiligheidsmodus uitscha
kelen. Wanneer het product daarna opnieuw omschakelt naar de veiligheidsmodus, is er sprake
van een blijvende storing. Het product moet bij een geautoriseerde Ottobock servicewerkplaats
worden gecontroleerd.
8.4 Hogetemperatuurmodus
Bij oververhitting van de hydraulische eenheid door een ononderbroken verhoogde activiteit (bijv.
het afdalen van een langere berghelling) wordt de demping versterkt naarmate de temperatuur
stijgt, zodat de oververhitting wordt tegengegaan. Zodra de hydraulische eenheid is afgekoeld,
wordt er weer teruggekeerd naar de dempingsinstellingen die vóór de hogetemperatuurmodus
van kracht waren.
In de activiteitsmodi A en B kan de hydraulische eenheid niet oververhit raken. Daarom wordt er
in deze beide activiteitsmodi geen hogetemperatuurmodus geactiveerd.
Dat de hogetemperatuurmodus actief is, wordt aangegeven door een lang trilsignaal dat eens in
de 5 seconden wordt herhaald.
In activiteitsmodus C zijn in de hogetemperatuurmodus de volgende functies gedeacti
veerd:
•
vergrendeling van het scharnier voor het gebruik van een rolstoel (zie pagina 203);
•
opvragen van de laadtoestand (zie pagina 196).
204