De neurostimulator programmeren
Teststimulatie leveren
4
Om teststimulatie te leveren, stelt u de gewenste stimulatie‐
amplitude in op de stimulatiebalk ( 1 ) (zie de paragraaf
De stimulatieamplitude reguleren in de handleiding voor nadere
informatie). Druk vervolgens op de stimulatieknop om stimulatie
1
te leveren ( 2 ). De stimulatieknop licht op wanneer de stimulatie
aan staat.
Terwijl de stimulatie aan staat, kunnen de elektrodenconfiguratie,
de instelling voor het cyclische verloop, de instelling voor de
3
geleidelijke toename, de frequentie en de pulsbreedte niet
worden gewijzigd. Er kunnen stapsgewijze veranderingen
2
worden aangebracht in de stimulatieamplitude.
Therapie opslaan
Nadat de therapie‐instellingen zijn geconfigureerd, drukt u op
'Set Device Therapy' (therapie van apparaat instellen) ( 3 ) om
de instellingen in de neurostimulator op te slaan.
Om af te sluiten, drukt u op 'Patient Device' (apparaat van
patiënt) om terug te gaan naar het scherm Patient Device
(apparaat van patiënt) ( 4 ).
NB: Als er niet op 'Set Device Therapy' (therapie van apparaat instellen) wordt
gedrukt voordat wordt afgesloten, worden de instellingen van de neurostimulator
die het laatst zijn opgeslagen toen het scherm Programming (programmeren)
werd afgesloten, weer gebruikt. Wanneer het scherm Programming
(programmeren) wordt afgesloten, verschijnt er een prompt die u vraagt om
te bevestigen dat u wilt afsluiten zonder de therapie‐instellingen op te slaan.
500
110-0085 rev E.indd 500
5/7/2020 11:59:36 AM