Bovendien is het mogelijk, dat de laadstroom voor
het lastmanagement van het complete laadpuntver-
band wordt gereduceerd. Een uitvoerige beschrij-
ving vindt u op onze homepage in het downloadge-
deelte van het geselecteerde product.
Installatie
LET OP
Materiële schade door ondeskundige installatie
Een ondeskundige installatie kan leiden tot bescha-
digingen of functiestoringen van het product. Bij de
installatie de volgende eisen in acht nemen:
u De spanning van het stuursignaal mag maxi-
maal 230 V hoog zijn.
u Geschikte geleidinge van de leiding kiezen, zo-
dat storingsbeïnvloedingen worden vermeden.
u Veilige scheiding voor de hoogst voorkomende
spanning ten opzichte van de overige installatie
in acht nemen.
1 Neem het stroomschema in acht.
Afb. 11: Aansluiting downgrade-ingang
Voor de aansluiting zijn twee buitengeleiders (L)
(230 V AC) en een neutrale geleider (N) nodig.
u Leiding strippen.
u Aders 8 mm strippen.
u Aders aansluiten op de schakelingang (push-in-
aansluiting).
22
KF5
KF6
Schakelin-
KF5 (linker
gang
laadpunt)
Klem
A1
Ader
L
De klemmen A2 (KF5) en A2 (KF6) zijn elektrisch
met elkaar verbonden.
Configuratie
In de webinterface naar "Lastmanagement (DLM)" >
"Local" navigeren en de volgende parameter instel-
len:
Linker laadpunt
Parameter
Energiemanagement
ten gevolge van de ex-
terne input
Maximale stroom voor
energiebeheer door ex-
terne input
Rechter laadpunt
Parameter
Energiemanagement
ten gevolge van de ex-
terne input (Connector
2)
Maximale stroom voor
energiebeheer door ex-
terne input (Connector
2)
De ingang "Opto 1" is niet bezet.
5.10 Product koppelen
Alleen geldig voor de koppelbare productvarianten.
KF6 (rechter
laadpunt)
A2
A1
A2
-
L
N
Instelling
u "Inschakelen Opto 2"
kiezen.
Stroomwaarde, waarop
de laadstroom wordt
gereduceerd.
Instelling
u "Inschakelen Opto 2"
kiezen.
Stroomwaarde, waarop
de laadstroom wordt
gereduceerd.